zondag 23 november 2008

Hoe de mensen leefden op de pampa’s

Toen ik in de tweede klas kwam (in 1960) kregen we meester Briefjes. We hadden in de eerste klas juffrouw Dekker gehad, die altijd rode wangen had. Appelwangen, zei ze zelf. Meester Briefjes gaf les op zijn eigen manier. Dat kon toen nog, want je werd nog niet — zoals nu — als een functioneel onderdeel van de samenleving gezien. Een onderwijzer kon alles doen wat hij wou: CITO-toetsen bestonden nog niet.
Daaraan hebben wij dus het leuke onderwijs van meester Briefjes te danken gehad. Ik herinner me zijn lessen nog zeer goed, terwijl de lessen die ik tien jaar later op de middelbare school kreeg allemaal al uit mijn geheugen zijn verdwenen.
Leuk was bijvoorbeeld zijn manier van lesgeven in de Tafels der Vermenigvuldiging. Die werden klassikaal opgedreund, waarbij hij muzikale accenten aanbracht en de zaak ook prachtig dirigeerde. Hij liet ook zien waarom het getal 63 (zeven keer negen, én negen keer zeven) door zeven en door negen deelbaar is.
Maar het mooist waren zijn verhalen over bijvoorbeeld de Mato Grosso, over de Alpen, de Rocky Mountains, over Livingstone en Stanley, over de Zuidpool. De Zuidpool wees hij dan aan op de wereldkaart die rechts aan de wand hing. Vervolgens schreef hij op het schoolbord ‘Zuidpool’, tegelijk even uitleggend waarom het níet ‘Zuitpool’ moest zijn. En dan kwam het verhaal, vol van de aangrijpende gebeurtenissen rond Amundsen, Scott en Shackleton. Sneeuwstormen. Bittere koude. Dood. Om een en ander te illustreren, liet hij plaatjes rondgaan.
Wat ik maar wil zeggen: aan een onderwijzer die een verhaal kon vertellen had je iets. Het maakt trouwens niets uit wat je vertelt aan de kinderen. Je maakt ze gewoon deelgenoot van je interesses.
Ik weet niet meer in welk verband meester Briefjes mij vroeg: ‘En wat wil jij later worden, Ben?’
‘Ik ga op kantoor,’ antwoordde ik.
‘Dus je gaat niet met je handen werken?’
‘O nee! Met mijn hersenen!’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten