donderdag 13 november 2008

Mijne Heren

Ik heb er waarlijk mijn best niet voor gedaan, het gebeurde gewoonweg: ik woonde tussen 1985 en ’95 achter een nabijgelegen boerderij waarin Galerie Wimmenum was gevestigd. Ik kwam geregeld in die galerie, ik zorgde dat er een maandelijks galerieblaadje kwam, en ik schreef dat galerieblaadje ook vol. Zo raakte ik bevriend met enkele schilders en beeldhouwers, die mij vervolgens vroegen of ik geen openingen van hun exposities kon doen. De bedoeling was dat ik korte lezingen zou houden, met onderwerpen naar mijn eigen keuze.
En dat wou ik wel. Het waren exposities in Galerie Wimmenum, in galeries in Emmen, Den Bosch, Alkmaar, Nijmegen.
De teksten van die lezingen zijn allemaal verloren gegaan, helaas, maar de tekst van één van die lezingen weet ik me nog min of meer te herinneren:

Dames en heren,
Als u allemaal ietsje naar achteren gaat, dan is dat beter want ik heb een forse griep onder de leden en u weet hoe besmettelijk dat is. Dank u.
(Dat deed ik omdat ik rekende dat van elke 100 mensen er minstens 2 een griepje hebben, en ze zouden mij, depressief en weerstandloos, zeker aansteken.)
Ik ben geboren op 24 september 1953 - pardon, dat is het verkeerde vel, ik moet het volgende vel hebben.
Ik ben een vriend van Jan, de maker van deze prachtige schilderijen, en ik wil het vanmiddag eens speciaal over dát schilderij daar, nummer 17, hebben. Wat zien we op dat doek? We zien een normaal Hollands landschapje, met een boerderij die in de plumpudding is gezakt. Het is een zeer geslaagd schilderij. Maar hoe komt een mens er op om zoiets te maken?
Dat zal ik u vertellen. Daar is Jan op gekomen nadat ik hem het idee aan de hand had gedaan: Jan, je moet eens een boerderij in de plumpudding laten zakken, maar de rest van het doek moet je normaal houden.
U zult misschien zeggen: wat we daar zien, is een ruïne van een boerderij. Dat is mij ook goed, en het is ook de vrije keuze van de kunstenaar geweest om het schilderij ‘De ruïne’ te noemen, waar ik een titel als ‘Plumpudding’ beter zou hebben gevonden. Je hebt als ideeënproducent nu eenmaal geen totale controle over het gehele traject, en je moet je personeel ook wat vrijheid toestaan.
Datzelfde kan gezegd worden van ‘De libelle’ die daar hangt, nummer 8. Ik zei tegen Jan: maak nou eens een libelle met een gumpotlood als lijfje. ‘Een gúmpotlood als lijfje...,’ zei Jan nadenkend. U ziet dat Jan iets anders heeft gemaakt, hij heeft een normale libelle op het doek gezet, en hoe lang heb je daar nou over gedaan, Jan? (Vier dagen!) Vier dagen, alstublieft. Want je legt éérst je oor te luisteren, je vraagt éérst alle advies op, en pas daarna ga je aan het werk. En het kan zo belangrijk zijn voor een kunstenaar - Jan zal het beamen - als die initiatieperiode, dus de tijd voordat het schilderij tot stand komt, gevuld wordt met welgemeende adviezen!
Ik verklaar deze expositie voor geopend.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten