zaterdag 31 januari 2009

Een zacht, verleidelijk gelach

Zo was ze helaas, meneer. Ze hád lerares of pianiste kunnen worden, of ze had in het ballet kunnen gaan. Maar toen ze eenmaal zestien zeventien jaar werd, liep ze de kroegen af. Want dat was gratis, zei ze. Ze hoefde je maar eenmaal aan te kijken en wat te ginnegappen, en daar stond weer een glaasje. Wijn of cointreau, bacardi-cola. Ze dronk alles, maar geen bier en vruchtensappen. Daar word je dik van, zei ze altijd.
We hebben d’r ook een goede opleiding gegeven. Ze had HBS-A, ze had een typediploma, ze kon zo aan de slag. Maar nee, aan de slag gaan, daar had ze geen zin in.
Afijn, u weet hoe het gaat met zulke meiden, meneer. Het gaat van kwaad tot erger, niet? Ze ging uit huis, ze verhuisde naar Amsterdam en daar komt ze Tante Leen tegen. Helaas. Ik weet niet wat Tante Leen tegen haar gezegd heeft, het zal wel zoiets geweest zijn zoals ‘Kom jè maar bè mèn, mèssie.’ Dat deed Coba, want ze heette Coba. Ze heette geen Corinne, dat was pas later. Tante Corinne.
Ze moest achter een raam gaan zitten, de hoer spelen. En ik ben ervan overtuigd dat ze dat goed kon, met die verleidelijke lach van haar. Je mag best weten dat ik ook een keer langs ben geweest. Niet als hoerenloper natuurlijk, want je bent haar vader, niet? Maar om haar toe te spreken, maar ze zei weer: ‘Ik leef gratis, pa!’ Ze had toen zo’n hoog opgestoken pikzwart kapsel, dat moest ze waarschijnlijk na elke beurt opnieuw opsteken.
De jaren gaan voorbij, we krijgen af en toe cadeautjes van haar. Horloges, kettingen, dat soort dingen. Prijzig spul steeds. En ik lees in de krant dat een zekere Tante Corinne is opgepakt door de politie. Ik bellen, en ja hoor: het was onze Coba. Ik dus naar Amsterdam. Wat denk je? Had ze de onzedelijkheidswetgeving overtreden, ik heb er maar niets van gezegd in het dorp waar we woonden. Ze moest een maand of drie het cachot in, en ze zegt tegen mij: kun jij mij niet helpen, papa? Met dat verleidelijke lachje. Dus ik zeg: natuurlijk help ik je!
Dus sindsdien houd ik haar meiden in de gaten, zie je?

vrijdag 30 januari 2009

Beleefd doch dringend

Mevrouw,
Ik was hier vanochtend te 11.20 uur, maar vond u niet thuis. Zeer jammer. Ik heb nog wel enige kwartieren overlegd met Martha, uw dochter of ondergeschikte, die mij tenslotte ook niet verder kon helpen met de zaak waarvoor ik kwam. Een prachtig meisje, en een goede hulp, als ik zo vrij mag zijn.
Waarvoor kwam ik. Ik kwam voor een demonstratie van de geweldige werking van de nieuwe stofzuiger Sixlo II én de daarbij — gratis! — komende Pierma puntenslijper, die zo extreem scherp slijpt dat u er, volgens de reclame die nu dag in dag uit door het land waart, ‘een puntje aan kunt zuigen’.
Maar ik wil u vooral feliciteren met uw prachtige huis, mevrouw! Wat een fantastische ligging, vooral gezien de nabijgelegen panden, die toch alle op een minder goede stand zijn gelegen. Ik durfde zelfs nauwelijks aan te bellen en stond er eerst versuft bij te kijken, in mijn linkerhand de Sixlo II en in mijn rechterhand de Pierma puntenslijper, die, zoals ik eerder al vermeldde, GRATIS komt bij aanschaf van de Sixlo II.
Toen ik tenslotte voldoende moed had ingedronken om toch aan te bellen, verscheen Martha. Een onverwachte verschijning, mag men wel zeggen, mevrouw! Zij ging mij voor naar uw salon en nodigde mij uit plaats te nemen op één van uw voortreffelijke stoelen aldaar. Martha ging voort met haar werkzaamheden, die vooral gericht waren op de bovenzijden der ramen. Ik opperde nog dat ze voor zulke werkzaamheden wellicht een wat langer rokje had kunnen dragen — ook een minder doorzichtig rokje — maar daarop kwam slechts een zacht, verleidelijk gelach.
Enfin, ik zette de volstrekt elektrische Sixlo II aan, en volgde Martha naar de bovenverdieping, waar wij enkele filosofische vragen besproken. Na terugkeer in de salon troffen wij de Sixlo II nog steeds werkend aan.
Ik heb de Pierma puntenslijper als dank achtergelaten, mevrouw, en kom graag maandagochtend terug voor een verdere demonstratie van de formidabele Sixlo II stofzuiger.

donderdag 29 januari 2009

Een Duitse

Ik heb lang in een zomerhuisje achter Galerie Disselblom te Egmond aan den Hoef gewoond. De galerie bestaat al een jaar of tien niet meer. Het hele pand, een voormalige boerderij, is verzakt, onbewoonbaar verklaard en zal wel als ruïne eindigen. Mijn zomerhuisje is al een ruïne.
In de tijd dat ik er woonde, en de galerie nog draaide als een lier, maakte ik voor Peter Klijnsma, de galeriehouder, een maandblad Oude Consten te Disselblom: de galerie richtte zich op kunstenaars die nog op een oude manier werkten, volgens de wetten die golden vóórdat de impressionisten, de kubisten enzovoorts ‘de macht naar zich toetrokken’ (woorden van Peter Klijnsma). U kunt zich wel voorstellen dat je dan ook mensen krijgt die in 17 jaar tijd De Nachtwacht van Rembrandt hebben gekopieerd. Zulke mensen werd beleefd doch dringend verteld dat zulks niet de bedoeling was.
Op een keer kwam Hilde Kummer, een Duitse Künstlerin uit Berlijn, langs. Ik was alleen in de galerie, Peter was die middag even weg. Hilde was een zeer hübsch meisje van ongeveer mijn leeftijd. Ze werkte zoals Adolf von Menzel, de Pools-Duitse schilder (1815-1905), ook werkte. Hoe laat komt der Galerist terug, vroeg Hilde. Ik zeg, die komt zo, ga maar even rustig zitten, kopje koffie? We hebben nog een uurtje zitten praten over het feit dat Menzel ein Zwerg was, hij was nauwelijks 1 meter 40 groot, enzovoorts, want u moet niet denken dat ik op welke wijze ook voordeel uit de situatie wilde halen. Dat wil zeggen, dat had ik best gewild, maar dat gebeurde niet.
Na een uurtje kwam Peter terug. Wat zal ik ervan zeggen. Peter en Hilde waren meteen verliefd op elkaar, dat kon je zo wel zien. Natuurlijk kwam er een expositie van Hilde’s werk, drie maanden later. Hoe goed die expositie ook liep, ik zag wel, dit is het einde van Galerie Disselblom. Dat was het ook: Peter stopte ermee, Hilde kwam nog een maand lang in Egmond aan den Hoef wonen. Daarna gingen ze in Berlijn wonen, ik heb ze nooit meer teruggezien.

woensdag 28 januari 2009

Wat valt op?

Dat dit een Duitse tikmachine is, natuurlijk. Dat zie je aan de ä, ö en ü. Dat zie je ook aan de ß, die linksonder op het toetsenbord zit, kapitaal op de y. Merk op dat het dus geen qwerty-, maar een qwertz-toetsenbord is.
Vervelend van die ß is wel, dat je de woorden Yen, Yacht en Yoghurt niet kunt tikken, wat het voor mij dan ook een armoedig toetsenbord maakt. Had de ß kapitaal op de x gestaan, dan had ik er vrede mee kunnen hebben, want wie tikt er nu ooit Xerxes?
Dat dacht ik. Nu pas zie ik dat er links en rechts van het toestel een soort Control-flappen zitten waarmee je gemakkelijk een Y kunt intikken en ook bijvoorbeeld de cijfers en Ä, Ö en Ü.
Toetsenbord dus goedgekeurd.

dinsdag 27 januari 2009

Axe killer

Uit de jaarlijkse toespraak van de voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Schutterij Bond, de heer Karel Menning van Boven:
‘... een verhoging van 95 eurocent per jaar, dat valt toch alles mee. Beste leden! Ik wil het eens met u hebben over de misdaad. Steeds weer lezen wij in de couranten artikelen en horen wij op de journaals over afschuwelijke moorden, begaan met bijlen: in China, Engeland, Wales, Oostenrijk, in Rusland, al sloeg die Rus niet met een bijl, maar met een bot voorwerp. Zelfs in Nederland is zojuist een man veroordeeld wegens het slaan met een bijl. Wat valt op? Dat het in landen gebeurt waar de gewone burger geen vuurwapens mag bezitten. Je zult deze bloederige toestanden niet aantreffen in de Verenigde Staten van Noord-Amerika, want daar ga je naar de vuurwapenwinkel in je wijk en schaf je een pistool en wat kogels aan. We hebben dan ook als KNSB besloten om allereerst eens met onze minister van Defensie, de heer Eimert van Middelkoop, te gaan overleggen hoe een en ander in goed vaarwater te regelen valt. Daarna gaan we naar de landelijke korpschefs van politie voor nader overleg, en daarna verzamelen we genoeg handtekeningen om de zaak in de Tweede Kamer bespreekbaar te krijgen. De heer Wilders is al een warm voorstander, de VVD ziet er ook wel brood in. Niet geschoten is altijd mis, nietwaar?...’

maandag 26 januari 2009

Nimmer terugdeinzen

Ik kreeg een email van Jan Tore Hagnes, woonachtig in het Deense Skælrup:
Dear Mr. Hagnes,
Yes, we are namesakes! Could you please give me some information about our family name? Thank you!

Yours, Jan Tore Hagnes.
Hagnes is één van mijn emailnamen. Ik heb hem de gevraagde informatie uiteraard gegeven:
Dear Jan!
Finally a Danish connection! Our family name means Haakneus in Dutch, that is something like Hooknose in English. We meet the first Hagnes in the year 1629: Jeronimus Hagnes. He was a good man, working on the Batavia ship as a first boatsman. The ship went down on the 4th of June 1629, on the Great Barrier Reef near Australia, Jeronimus dying in the act.
Jeronimus was married to Martha Hagnes née Kramberg and they had three sons. The youngest son was Cees Hagnes, and he became Holland’s notorious Axe Killer, murdering at least seven persons of the female sex. He was tried in The Hague and got a life imprisonment without parole. But he escaped from prison and went to Denmark, where he probably killed some more people.
So you must be a direct descendant of Cees Hagnes!
In Holland it is etiquette for descendants of murderers to change your family name. I have chosen Ben Hoogeboom as my name, for I could no longer stand the spewing and shouting when I said Ben Hagnes is my real name. And I have nothing to do with rascal Cees, because I am a descendant of Henry, the first son of Jeronimus! I hope the situation is rather better for you in Denmark.

Yours, Ben Hagnes Hoogeboom.

zondag 25 januari 2009

Hou toch eens je rotkop, joh!

- Kameraden! Wij zijn hier vanmiddag samen gekomen om...
- ... dus ik ga terug naar huis. Kom ik thuis, half elf in de morgen was het, blijkt dat er niemand is. Mijn vrouw niet, ons dochtertje ook niet! Ik zeg...
- ... een vijfprocents looncompensatie, mannen! ...
- ... Maar mijn buurman weet ook niets van de zaak! Die had niets gezien, zei hij, en ik vertrouwde dat niet, maar goed. Toen kwam er...
- ... de internationale standaard, dus daar hebben we recht op!
- ... en in dat briefje stond: Meneer Hubrechts, als u uw familie levend terug wilt zien, brengt u dan zo en zoveel geld op dit adres...
- ... anders gaan we naar het Malieveld en daar zullen we...
- ... bij de politie. Eén van die rechercheurs zegt: pak dat geld nou maar in die tas en breng het naar dat adres. En die tas was zo’n ontplofbaar ding. Ik zeg: maar het is wel mijn geld, hoe moet dat nou? Hij zegt: de verzekering...
- ... of naar het Binnenhof, waar de leden van de Eerste en de Tweede Kamer...
- ... dus ik daar naar toe, nummer 47. Ik klop aan en ik word gelijk vastgepakt, ik zeg: hier is het geld. En meteen springen er vijf of zes politieagenten de woning in. Nou, zo ging het...
- ... men moet weten dat het ons ernst is met deze staking, en dat wij...
- ... ze lagen daar gekneveld, allebei. En nou moet ik mijn geld nog terug zien te krijgen van de politie.
- ... nimmer terugdeinzen voor de macht van het kapitaal!!!

zaterdag 24 januari 2009

Wat is er van je dienst?

- Zo, Piccolo.
- Twiet!
- Daar zitten we dan met z’n tweeën.
- Twiet, twiet!
- Papa en mama zijn er niet.
- Twiet.
- Dus nu kunnen jij en ik het eens over je gedrag hebben!
- Twiet! Twieterdetwiet!
- Mond houden.
- Twiet!
- Mond houden, zei ik.
- Twiet.
- Want je kunt dan wel mooi wezen, tenminste...
- Twiet!
- Tenminste dat zegt mama. Maar heb jij wel een pancreas, want dat hebben we op school gehad.
- Twiet! Twiet!
- Dat dacht ik wel, dat je geen pancreas had. En hersenen?
- Twiet.
- Er kan ook niet zoveel in dat kleine koppetje van je, is het niet?
- Twiet! Twieterdetwiet!
- En je manieren, daar is ook iets mis mee.
- Twiet!
- Steeds maar lawaai maken als de mensen aan het woord zijn!
- Twiet! Twiet! Twiet!
- Daar moet je eens mee stoppen!
- Twieterdetwiet!
- Hou toch eens je rotkop, joh!
- Twiet.
- Anders pak ik de schaar, hoor! Dan knip...
- Twiet!
- Dan knip ik je gewoon in tweeën!
- Twiet.
- Papa en mama komen weer thuis.
- Twieterdetwiet! Twieterdetwiet!

vrijdag 23 januari 2009

Men vraagt mij nooit iets

- Ben?
- Roept u maar. Ik ben net bezig dit stukje te schrijven, maar dat interesseert de meeste mensen toch niet. Wat is er van je dienst?
- Ik heb de komende zomer een paar maanden vrij.
- Ah! En nu wil je van deze bereisde Roel een vakantiebestemming hebben?
- Ja.
- Je komt als geroepen, want ik verwerk ons gesprek gewoon in mijn stukje.
- Dat is mooi.
- En ik stel voor dat je de komende zomer naar de Schotse Hooglanden gaat, preciezer: naar de plaats Pitlochry.
- Dat ligt waar?
- Dat ligt aan een riviertje dat leidt naar Loch Rannoch. Zo’n 30 kilometer boven Dundee, in de Grampian Mountains. Ik ben daar 30 of 35 jaar geleden ook geweest, het was in de tijd dat ik nog dacht bergbeklimmer te zullen worden. Je moet dan niet meteen de Alpen of de Pyreneeën in trekken, had ik bedacht, je moet naar Schotland toe. Daar oefenen. Dat deed ik dan ook. Ik beklom de bergen daar, die zo ongeveer 1000 meter hoog zijn. Je kunt mijn klimspullen wel meekrijgen als je ook wilt klimmen...
- Nee.
- Want er is niets op deze wereld dat zo lang meegaat als klimspullen. Ik heb ze alleen gebruikt in Schotland. Daarna niet meer.
- Dank je voor het aanbod, maar ik ga niet klimmen.
- Op een dag, het was een dinsdag, Black Tuesday, ging ik een berg op die vol steenslag zat, los gravel. Ik ben ongeveer halverwege, ik houd me vast aan een uítstekende rots, maar die rots houdt mijn gewicht niet. Ik val naar beneden. Alles gebroken wat een mens maar kan breken. Ik dacht: dit is mijn einde, want ik kon me niet meer bewegen, alles deed vreselijk pijn en er was geen mens te vinden in de verre omtrek. Het was ook nog in de tijd vóór de mobiele telefoon, dus ik kon niets doen. Ik heb tot vrijdagmiddag daar gelegen, toen kwamen de heer Ham McLoudar en zijn zoontje Adrian langs. Die hebben me geholpen, naar het ziekenhuis in Dundee gebracht enzovoorts.
- Wat wil je dat ik ga doen?
- Ham McLoudar is al dood, maar zijn zoon Adrian leeft nog, vermoedelijk in Pitlochry. Geef hem deze ring met inscriptie aan de binnenzijde, zie je wel: BH is still alive!

donderdag 22 januari 2009

Meer dij

Men vraagt mij wel eens, dat wil zeggen men vraagt mij nooit iets (altijd leuk om eens een quote te gebruiken van iemand van wie je houdt), maar men vraagt mij wel eens: hoe doe jij het?
Dat zal ik u zeggen.
Ik sta ’s ochtends op, dat is een begrijpelijke kwestie. Dan is het éérste wat ik doe: de krant pakken, of zoals een modern mens doet: zijn reader doornemen. Je leest, je leest. Je pakt een kopje koffie, ik probeer het proces zo simpel mogelijk uit te leggen.
Je neemt nog eens een broodje ham, nou ja, geen ham, want we eten geen varkens, maar bij wijze van spreken. En je gaat aan een titel voor je stukje zitten denken. Meer dij, wat een fantastische titel, denk je. Wat kan ik daarbij niet verzinnen!
Meer dij, meer dij. Daar wordt het inderdaad hoog tijd voor, maar hoe krijg ik daar nou een stukje mee?
En werkelijk élke ochtend gebeurt er iets... Hoor eens, wat er deze ochtend gebeurde, was ongewoon. Er belde vanochtend een klusjesman aan (‘Jameson. De verwarming!’), die ik natuurlijk binnenliet. Man gaat aan het werk met de boiler. Ik ga ondertussen verder door mijn reader, ik lees allerlei dingen over muskusratten en zo.
Na een kwartier hóór ik niets meer. Ik hoor die man niet meer. Ik ga kijken. Ligt die man op apegapen, met zijn vingers nog in een stopcontact, en hij zegt, tamelijk zwakjes: ‘Meer dij!’
Ik probeer natuurlijk de man nog tot leven te wekken (‘Geen onzin meteen, meneer. Opstaan.’), maar dat lukt niet. Ik heb pas later begrepen dat hij merely dying probeerde te zeggen.

woensdag 21 januari 2009

Een zeer boeiende, sexueel getinte atmosfeer

- Jelena.
- U mag Lena zeggen, Bernhard.
- Dan mag jij me Ben noemen, Lena, met dat niedliche mondje van je.
- O!
- Zeg mij eens, Lena, hoe stimmungsvoll is de omgang met de manlijke tennissers tegenwoordig?
- Ik vind er niets meer aan, Ben. Sinds ze in van die hobbezakken lopen, vind ik ze geen van allen meer leuk.
- Ja, die veel te lange Hosen...
- Ze zouden genoeg ruimte hebben om er reclame op te doen. Campari, Transavia, noem maar op. Maar dat doet ze ook niet. Broeken tot over hun knieën soms.
- Dat zou je wel anders willen zien?
- Zeker, Ben! Meer dij, hoe noemt u dat?
- Meer Oberschenkel dus. En de vrouwelijke kledij, hoe zit het daarmee?
- De afschuwelijke tennispakjes en tennistruitjes en tennisrokjes. Ja, ik maak me er zelf ook soms aan schuldig.
- Terwijl je er op de Franse Aschenbahn zo wunderschön uitzag!
- Dank u wel!
- Das war reizend! Du bist reizend, Lena! Kom mee, ik heb een cadeautje voor je op mijn kamer!

dinsdag 20 januari 2009

Een zéér ongewoon stuk

De thuisblijvers hebben weer eens ongelijk gehad! Het stuk Theatrix dat gisteravond in theater Pingel Pangel éénmalig werd opgevoerd door het A.T.C. (Anarchistisch Theater Collectief) was ronduit vernieuwend. Of, zoals regisseur Manus Manousch het achteraf uitdrukte: ‘Het was de bedoeling een verpletterende indruk te maken op het publiek, en verpletterd hebben we ze!’
Veel lof moet uitgaan naar Madeline Kramer en Joost Bartong, die de naakte Juliana en Bernhard speelden en dit zo overtuigend deden dat een televisiecarrière er voor beiden echt wel in zit. Wat te denken van dit stukje dialoog:
- Bernhard, je moet bedenken dat wij hier voor der mensen lol zitten!
- Joeliaantje, damit ben ik het oneens! Het gaat toch wenigstens ook over onze eigen lol?
- Je eigen lol, die haal je maar in Parijs of Londen of Rio de Janeiro, Bernhard.
Evenveel lof moet uitgaan naar de lakei, gespeeld door Carol van Piers, en naar de choreograaf van het stuk, Mirtan Blömen, die het geheel een zeer boeiende, sexueel getinte atmosfeer meegaven.
Die atmosfeer bleef bestaan na de pauze, toen de naakte Beatrix op het toneel verscheen, die op de vraag van een hofdame over borstkanker haar borsten bevoelde en sprak: ‘Gééns. Zans!’ Zeer overtuigend gebracht.
Aan het slot van het stuk sleepte de naakte Beatrix met een paar lakeien een houwitzer het toneel op, ze riep: ‘Waar zijn de burgers?’, ze richtte op het publiek en vuurde. Het licht ging uit, zodat we de totale chaos niet precies hebben kunnen waarnemen.
Deze prachtige toneelavond was bedoeld om sympathie op te wekken voor de aanstaande kraak van het paleis te Soestdijk.

maandag 19 januari 2009

Dit instrument

Tot mijn grote opluchting heeft componist Jeroen van Klaveren nu eindelijk, na 18 jaren van hard werken, zijn grote stuk Triangulatie klaar, het anderhalf uur durende stuk voor drie triangels. Het stuk zal in première gaan komende zondagavond te Amsterdam in het Koninklijk Concertgebouw. Kaartjes zijn nog verkrijgbaar.
Ik weet nog goed hoe wij erover spraken in 1991.
- Ik wil een zéér ongewoon stuk gaan maken, Ben.
- Zeg op.
- Een stuk voor twee triangels.
- Niets meer?
- Nee, twee triangels.
- Maak er dan drie van, Jeroen. Een driehoek.
- Verdomd! Je hebt nog gelijk ook! Een akkoord van drie triangels!
Toen moesten er drie triangels gemaakt worden: in C, F en Bes, respectievelijk. Dat werd gedaan door de firma Bosmans te Haarlem. Triangulatie is opgedeeld in drie stukken: Pieds, Corps en Tête. Pieds geeft het tobberige loopwerk weer, met eenvoudige adagietto tikjes op de drie triangels. In Corps wordt het iets minder neerslachtig, maar nog steeds niet vrolijk: de triangels worden hier gezamenlijk bespeeld, allegro. Tête is weer een uitermate traag, adagio bespelen van de instrumenten. Langzaam sterft het menselijk lichaam, is het algemene idee van Triangulatie.
‘Ik ben wel blij dat het me gelukt is,’ aldus de nu 81-jarige componist, ‘het was een hele overgang na mijn vorige stuk Cuts voor huishoud-scharen.’

zondag 18 januari 2009

Knijpen, slaan, schreeuwen

Omdat hij in zijn jeugd zo verschrikkelijk gepest werd, is de heer Graafsma overgegaan tot het maken van dit instrument.

zaterdag 17 januari 2009

Een buitengewoon aangenaam mens

Carolus (roepnaam niet Karel maar Karl) Lodewijk Ferdinand van Morijn leefde van 1887 tot 1973 en was huisarts te Dirkswoud. Hij was zeer gezien ten dorpe, mede door zijn verzameling militaire kledij, die onlangs geschonken is aan het Militair Museum aan de Kerkweg 45 te Dirkswoud.
Wij van De Dirkswoudenaer hebben de geschiedenisboeken nog eens geopend, om klaarheid te verkrijgen rondom de verschrikkelijke raadselen die Karl van Morijn aankleven.
Karl van Morijn werd in 1917 huisarts te Dirkswoud. Het was ook het jaar waarin hij trouwde met Amina Horstmüller, die de apotheek ging verzorgen. Het zou geen gelukkig huwelijk worden, onder meer doordat het paar geen kinderen kon krijgen.
Uit getuigenissen van veel Dirkswoudenaren blijkt dat Karl van Morijn als huisarts bepaald niet zachtzinnig omging met de Dirkswoudse kinderschaar. Knijpen, slaan, schreeuwen, zelfs een keer spuwen.
Maar of hij zijn vrouw in 1938 heeft vermoord, staat nog steeds niet vast. Wel was er een sleepspoor van het adres van de huisarts naar de plaats aan de Noordvaart, waar zijn vrouw de volgende dag zou worden gevonden door molenaar Van der Hooven, maar daaraan konden geen conclusies worden verbonden, aldus de plaatselijke politiefunctionarissen.
Een jaar later trouwde Karl van Morijn, 52 jaar oud, met de 21-jarige Christine Klaringa. Ook dat huwelijk bleef kinderloos, maar was een stuk beter dan zijn eerste huwelijk. Dat zegt althans de nu 91-jarige weduwe: ‘Een aangenamer mens was niet te vinden!’

vrijdag 16 januari 2009

De grote vraag in het Dirkswoudse

U hebt haar al herkend natuurlijk: Jannie de Jong, eens keukenmeid bij notaris Wierdema, bij wie ze werkte van januari 1954 tot 16 augustus 1961. Op die dag verdween Jannie, en niemand in Dirkswoud wist waar ze heen was gegaan. De Dirkswoudenaer heeft kosten noch moeiten gespaard en uiteindelijk hebben wij contact opgenomen met onze correspondent in Zuid-Amerika, die in Valparaiso (Chili) een interview heeft gehouden met Jannie.

- U bent Jannie de Jong, geboren 8 juli 1932 te Dirkswoud?
- Ja, dat ben ik.
- Werkzaam bij notaris Wierdema van 4 januari 1954 tot 16 augustus 1961?
- Dat klopt ook, ja.
- Vertel er eens wat meer over.
- Notaris Wierdema (ik mocht Johan tegen hem zeggen, maar dat deed ik nooit) leek een buitengewoon aangenaam mens om voor te werken. Totdat hij elke dag de keuken in kwam, zo tegen half elf, en foto’s van me ging maken. Hij was zo alleen en eenzaam, zeurde hij steeds. Kon ik hem daar niet bij helpen, enzovoorts. Zijn vrouw was overleden. Enfin, op een middag ga ik naar boven, ik kijk in zijn nachtkastje en wat vind ik daar? Pagina’s uit De Lach met plaatjes van halfnaakte dames, waarop hij mijn gezicht had geplakt. Ik nam aan dat hij zich daaraan verlustigde.
- Dat vond u niet passen in een arbeidsverhouding.
- Daar kwam nog bij dat mijn man, Diego de la Luna, die zomer in Dirkswoud op vakantie was geweest en we hadden elkaar ontmoet. Ik kon met hem meereizen naar Chili. Dat deed ik toen ik die vieze plaatjes had gevonden.
- Maar u heeft notaris Wierdema nooit aangeklaagd?
- Nee, waarom zou ik? Ik heb eenvoudig mijn dienst als keukenmeid bij hem beëindigd en ik ben heengegaan.

Daarmee is dat raadsel tenminste opgelost. Ook het latere gedrag van de notaris is zo een beetje inzichtelijk gemaakt.

donderdag 15 januari 2009

Bezoekers van café De Gulden Engel

Wie heeft de moord gepleegd, is de grote vraag in het Dirkswoudse. Wij gingen, om het te onderzoeken, naar diverse Dirkswoudenaren.
‘Ut ben die jongelaai van de kroeg,’ zei Jaap van der Maak, eigenaar van de botenloods aan de Noordvaart, ‘die hèwwen ut daan.’ Het zijn dus, zegt Jaap van der Maak, die jongelui die ’s middags in de kroeg zitten. Die hebben het gedaan.
Maar is dat ook zo.
Wij gingen, met ons team van De Dirkswoudenaer, afgelopen dinsdagmiddag naar De Gulden Engel, waar wij aantroffen: barkeepster Guurtje de Winter en de gasten Kees Kaldermans, Jennie de Wit, Hans Groot, Karel Verver en Lena Kraaimans. Wij vroegen ook hen: wie heeft de moord gepleegd? Was het iemand uit jullie kringen misschien?
Nee, zeiden zij. Jennie de Wit opperde zelfs dat het helemaal geen moord was geweest, maar eenvoudig een overlijdensgeval, proost. Wij konden de aangeboden versnaperingen niet weigeren.
Hadden wij niet overwogen, aldus Gulden Guurtje, dat het ook zélfmoord zou kunnen zijn geweest? Dat hadden wij inderdaad niet, en wij proostten wederom met het hele gezelschap.
Ras verschenen de dobbelstenen en wij mochten meedoen met het spel dat in De Gulden Engel ‘spenkelen’ wordt genoemd. Spenkelen is een spel waarbij men zeer snel zeer veel gemixte drankjes te drinken krijgt. Gooit men een zes, dan krijgt men van de andere deelnemers bijvoorbeeld een mix van campari en cola. Guurtje vraagt dan nog wel of er ijs bij moet.
Een en ander vond plaats op dinsdag de 13e januari, ’s middags van half twee tot vier uur, ongeveer. Er is nog wel een evaluatie van de middag geweest, op ons redactielokaal, maar daar kwam ook niets uit.

woensdag 14 januari 2009

Dirkswoud, een kalm dorpje

U had uw atlas er natuurlijk nog niet bijgepakt, maar Dirkswoud ligt in de kop van Noord-Holland, net boven Dirkshorn. Dirkswoud kent enkele toeristisch aantrekkelijke punten: zijn Nederlands Hervormde kerk, een aantal prachtige wandelroutes langs sloten en door weilanden, de ruïnes van het Slot van Heer Magbert (Magbert van Dirxwout leefde van 936 tot 1001, maar de resten van zijn slot staan er nog!), en Galerie Ruiger Dirkswoud, de naam zeg het al: daar toont men de wat ruigere kunst. Niet de kunst, wil de heer Gammert Luiks wel toegeven, die in Amsterdam wordt getoond, maar tóch...! De Dirkswoudenaren komen er bij elkaar.
Het aardige van Dirkswoud is dat het niet op een terp, maar in een del is gebouwd. Het staat net onder zeeniveau. U weet dan wel wat voor een zenuwen dat gegeven heeft, met die anderhalve meter stijging van zowel zeeniveau als niveau van het IJsselmeer. Dat viel niet goed bij de Dirkswoudenaren. Vooral niet, dat moet erbij gezegd worden, bij de bezoekers van café De Gulden Engel.
Langzamerhand had u wel begrepen dat Dirkswoud een verzonnen naam is voor een dorp. Dat is ook zo. Ik heb die naam twintig of dertig jaar geleden verzonnen, om hem af en toe te gebruiken in brieven aan JdK, HvB, CF en anderen, en later ook in stukjes op dit blog. Als u dus in een stukje de naam Dirkswoud tegenkomt, dan weet u: dat heeft die lamlul weer eens verzonnen.
Maar niet alles is verzonnen! Het stukje van gisteren bijvoorbeeld was losjes gebaseerd op het levensverhaal van een Alkmaarder die ik gekend heb.
Jammer dat ik dit gezegd heb. Nu moet ik weer een nieuwe dorpsnaam verzinnen.

dinsdag 13 januari 2009

Door weer en wind

Klaas Jonker was, net als ik, van het jaar 1953. Hij werd geboren in Dirkswoud, een kalm dorpje in de kop van Noord-Holland. Zijn vader was rietdekker en vond dat zijn kinderen, net als hij, ook maar door weer en wind overal naar toe moesten. Daar had Klaas, de oudste, geen zin in. Klaas wou lezen.
Ik leerde Klaas kennen toen hij en ik allebei 16 jaar oud waren. We zaten bij de Nederlandse Correspondentie Club en we gingen elkaar brieven schrijven. Zo schreef Klaas:
Ik moet van mijn vader naar taekwondo, ik moet van hem voetballen, ik moet schaatsen als er ijs ligt op de Noordvaart, dat soort dingen moet ik allemaal. Maar ik heb daar geen zin in. Ik lees veel liever: Elsschot lees ik nu, Het tankschip.
Toen hij 17 werd, werd hij depressief. Volgens zijn vader — kop in de wind — was het aanstellerij, volgens mij was het echt. Dat kon ik merken aan de korte zinnetjes in zijn brieven: die gingen allengs bestaan uit reeksen van zinnen van drie vier woorden:
Ik ga. Ik moet naar school. Ik zak dit jaar. Niks aan te doen. Boekhouden snap ik niet. Debet, credit. Niks voor mij. Nederlands is leuker. Alleen die leraar.
De depressiviteit week, kwam weer terug, week weer, enzovoorts. Klaas werd opgenomen in de Willibrordus Stichting te Heiloo. Daar zocht ik hem op. Ik kende hem alleen van een fotootje dat hij me had toegestuurd, jaren eerder. Nu waren we allebei eind twintig. Ik zag aan de tegelijk zeer vermoeide en wilde blik in zijn ogen dat onze vriendschap niet veel langer zou duren. Drie jaar later reed hij zichzelf kapot tegen een boom.

maandag 12 januari 2009

Spreek betekenisvol!

Ik moet ongeveer eens per maand te bloedprikken bij de trombosedienst. Soms ben je zo aan de beurt, soms moet je een uur wachten. Ik belde om half acht vanochtend mevrouw Evers op, een ongeveer 70-jarige vrouw die op Juliana lijkt: ‘Gaat u ook te bloedprikken vanochtend?’ Jawel, ze kwam er zo aan.
Ik kan goed met mevrouw Evers opschieten: ze heeft een gezond gevoel voor humor. Ze zat in de wachtkamer op een stoeltje bij de deur, ik ging naast haar zitten en zo verliep ons gesprek:
- Zo, mevrouw Evers!
- Zo, meneer Hoogeboom! Bent u daar ook weer?
- Jawel, mevrouw. Zuidwester op, we gaan door weer en wind!
- Ik zeg vanochtend tegen mijn computer: jongen! Schiet toch eens op! Dat kunt u toch wel begrijpen, is het niet, meneer Hoogeboom?
- O ja, mevrouw! Alle begrip. Maar men moet niet wankelmoedig zijn in zulke gevallen, mevrouw. De wankelmoedige gaat ten onder aan de standvastige van hart. Men moet in zulke gevallen zijn harde schijf defragmenteren, mevrouw.
- Mijn harde schijf deliofragmentioneren, meneer?
- Defragmenteren, mevrouw.
- Maar hoe moet ik dat inrichten? Ik heb geen flauw idee, meneer!
- Welnu, mevrouw, ik zal het u uitleggen. U klikt op uw startknop, linksonder. Vervolgens, ik hoop dat ik begrijpelijk blijf?
- Welzeker, meneer!
- Dan gaan we verder. Vervolgens klikt u op alle programma’s.
- Klik! Die heb ik ook!
- Dan klikt u op bureau-accessoires.
- Bureau-accessoires.
- Daar klikt u dan op systeemwerkset. Ik weet niet zeker of het zo heet, maar...
- Ik vind het wel, meneer!
- En tenslotte klikt u op schijfdefragmentatie.
- O. Dus ik hoef niet zélf iets aan dat defragmentioneren te doen.
- Nee, mevrouw. Het gaat allemaal vanzelf. En u zult zien, mevrouw, dat uw computer weer als een zónnetje gaat lopen.
- Een fantastisch vooruitzicht. Welbedankt, meneer!
- Graag gedaan, mevrouw! Als u dan nog geregeld op uw startknop klikt en dan op Uitvoeren, dan kunt u daar ‘chkdsk /f’ invulllen, en u geeft een enter.
- Ik begrijp wat u bedoelt, meneer.
- En dan krijgt u een tekstje, daar moet u een j van ja invullen en weer een enter. Dan moet u eens zien wat er de volgende keer gebeurt! Uw hele computer is weer in orde! En nadat u dat allemaal gedaan heeft, moet u eigenlijk een herstelpunt maken. Dat zit ook weer in de bureau-accessoires.
- Ik ben zo aan de beurt, meneer. Hartelijk dank voor uw tijd en voor uw waardevolle tips!
- Uiteraard, mevrouw.

zondag 11 januari 2009

Er zijn maar een paar dingen nodig

Vandaag wil ik het eens met u hebben over het formidabele acteerwerk in series als Goede tijden, slechte meiden, of hoe dat ook heet, Onderweg naar morgen enzovoorts. Prachtige series, dat zult u met me eens zijn, hoewel ik er het geluid niet altijd bij aan heb staan.
Het script, dat al die jongens en meisjes van al die series, dag in dag uit weer uit het hoofd moeten leren, dat script ziet er fantastisch uit. Ik heb natuurlijk inzage gehad in een aflevering van Onderweg naar morgen. Met volledige goedkeuring van BNN volgt hier een gedeelte van de aflevering die morgen op Nederland 3 van zeven tot half acht getoond wordt.

ZUSTER CLARISSA (loopt snel door gang van ziekenhuis, kijkt nog even om): Dokter Woudstra! Dokter Woudstra!
DOKTER WOUDSTRA (zet een zeer verbaasd gezicht): Ja, zuster Clarissa?
CLA (met betraande ogen): Mijn moeder...!
WOU: Daar heb ik nu even geen tijd voor, zuster!
CLA (begint nu echt te huilen, camera staat rechts van je): Maar mijn moeder...!
WOU (wuift snel de aandacht van ZUSTER ANDREA weg. AND gaat links uit het beeld weg, sniffend): Wat is er nu met je aan de hand, Clarissa?
CLA (kijk nu recht in de ogen van de dokter en spreek betekenisvol!): Dokter, mijn moeder heeft een ernstig (begin weer te huilen) ongeluk gehad met de traplift, en nu (dóórhuilen!) ligt ze bij de Eerste Huhuhuhulp!
WOU: Wát!!?
(De beiden zetten het op een lopen. Wapperende doktersjas enz. Ze komen onderweg ZUSTER ANDREA tegen.)
WOU:
Zuster Andrea! Zet de intramusculaire pelemantor klaar, in kamer 2! Snel!
CLA (kijk weer recht in de ogen van de dokter en spreek betekenisvol!): Oh, dokter!
WOU (legt rechterarm om de schouders van CLA): Het komt wel weer goed, zuster!

En inderdaad komt het aan het eind weer helemaal goed. Clarissa’s moeder was gevallen en heeft een gebroken heup, maar zal volgende week weer volop in beweging zijn!
Prachtig dat dit allemaal op de publieke zenders te zien is, maar waar is de programmamaker die eens op zoek gaat naar een Nederlandse Lucy Ball?

zaterdag 10 januari 2009

Het gekkenhuis

‘It has been said that democracy is the worst form of government except all the others that have been tried,’ zei Churchill eens, en gelijk heeft hij. Er zijn maar een paar dingen nodig, wil onze democratie beter worden. Betere ministers, betere kamerleden, betere ambtenaren, betere kiezers en dus ook: beter onderwijs.
Hoe je betere ministers, kamerleden en ambtenaren krijgt (bijvoorbeeld een minister van financiën die in een weekendje een bank koopt nadát hij naar de cijfers heeft gekeken), hangt voornamelijk af van het kiezersvolk. Dat moet dus beter opgeleid worden. Hoe dat moet, weet ik niet. Ik weet alleen hoe ikzelf de kinderen iets wijs zou maken.
We hebben eens in de vier jaar verkiezingsdag. Niet meer, niet minder. Op die dag kiezen we alles: gemeenteraden, provincies kunnen wel weg, leden voor de eerste en voor de tweede kamer, Europees parlement en de minister-president. Het vorstenhuis hadden we al weggestemd. Hoe stemmen we? Op de computer.
Op de dag vóór verkiezingsdag is er Nationale Proefwerkdag. U moet een examentje afleggen. Daar moet u minstens een 6– voor halen, dan mag u meedoen aan de verkiezingen. Haalt u een minder cijfer, dan spijt het ons, dan bent u te dom.
Ik dacht dat dit het soort vragen kon zijn voor het examentje: ‘Hoeveel lichtjaren van ons vandaan bevindt NGC 4976 zich? Hoeveel kilometers zijn dat? Hoeveel decimeters?’ En we doen het niet met meerkeuzevragen, u moet gewoon het goede antwoord invullen.
Na die twee spannende dagen bent u klaar. De ministers en kamerleden gaan nu aan het werk. Ze gaan de dag na de verkiezingen een zakenkabinet vormen, want het CDA, de PvdA, de VVD enzovoorts bestaan niet meer. (U had ook 10 vertegenwoordigers gekozen op verkiezingsdag.)
U ziet wel dat dit systeem, zonet in elkaar gezet, goed bedacht is. Elk land heeft de regering die het verdient te hebben, maar ik vind dat ons land momenteel — laat ik mijn mond maar houden.

vrijdag 9 januari 2009

Een gesprek is niet meer mogelijk

Kantjil van Overeem was zijn naam. Zijn ouders moeten een zekere humor hebben gehad. Een kantjil is een Indonesisch dwerghert. De kantjil vervult in Indonesische dierenfabels de rol die Reintje de Vos heeft in de Nederlandse. In die verhalen raakt het kleine dier steeds in grote moeilijkheden, waaruit hij zich redt door slim gedrag. Hier is zo’n verhaal.
Ik leerde Kantjil kennen in 2002. We lagen allebei in het Alkmaarse ziekenhuis. Ik lag er omdat mijn hart faalde (ik begrijp nog steeds niet waarom dan je benen gargantuesk kunnen worden), hij lag er met schizofrenie. Hij was 28 jaar oud. We ontmoetten elkaar in wat ik maar de amusementskamer zal noemen. Kantjil zat in een hoekje niets te doen, ik vroeg hem of hij kon schaken, hij zei: ‘Ja!’, en we gingen een potje schaken. Hij speelde een rare Siciliaanse variant met 2. b4, waar hij tenslotte succes mee had.
Hij vertelde me iets over zijn leven, ik vertelde iets over mijn leven. We bleken elkaar te mogen.
‘Waar werk je?’ vroeg ik hem eens.
Hij, trots: ‘Ik ben schizofréén, ik hoef niet te werken.’
Hij woonde in zo’n begeleid wonen-project in de gemeente Langedijk, door hem ‘het gekkenhuis’ genoemd.
Daar woont hij nu niet meer. Hij is verhuisd naar Costa Rica. Of ze daar Risperdal voor hem hebben, weet ik niet.

donderdag 8 januari 2009

Zalen vol gelovigen

In het begin van de jaren zeventig stemde ik geen PvdA — wat was dat voor burgerlijk gedoe: arbeid — ik stemde pacifistisch socialistisch. De PSP. Ik was nog jong, ik was ook betrekkelijk wild en Van der Spek en Van der Lek vond ik allebei goede lieden. Anarchisten vond ik toen ook goed volk. Bakoenin, Kropotkin, ik las alle boeken en artikelen die over ze gingen.
Nog steeds volg ik de hedendaagse anarchisten, bijvoorbeeld via een post op mijn StumbleUpon-account. Het is tegenwoordig een tamelijk flauwe boel, is mijn indruk, maar er is ook geen oorlog meer in Vietnam enzovoorts. Dat was begin jaren zeventig een hot issue, en niet ten onrechte.
Voor mensen van mijn smaak was er toentertijd op de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam een boekwinkel van Van Gennep, waar ik onder meer een boek heb gekocht dat ging over de 200 van Mertens, maar dan in de Verenigde Staten. Dus hoe de Duponts en de Rockefellers en de Fords aan hun geld waren gekomen: door het te stelen, daar kwam het op neer, van de gewone mensen. Het verhaal dat je nu ook weer hoort, terecht, over de bankiers en beleggers.
Maar ik heb nooit aan een demonstratie meegedaan. Een vereniging van drie mensen of meer heeft me altijd tegengestaan: je kunt dan niet meer praten en luisteren. Een gesprek is niet meer mogelijk. Daar komt bij dat ik altijd andere teksten zou willen meedragen op die demonstraties. Ook vond en vind ik dat een beweging er niet sterker door wordt wanneer er maar meer mensen aan meedoen.
Zoals je op scholen en universiteiten ook maar één spreker moet hebben (de leraar, de professor) waar de rest naar moet luisteren. Ik ben dat zeer met Karel van het Reve eens. Hij wist iets, wat wij, simpeler lieden, nog niet wisten. Wat moeten wij dan doen? Wij moeten dan luisteren.
Dus er is wel iets veranderd.

woensdag 7 januari 2009

Allemaal goede mensen

En wat mij zo opvalt: waar wij ook optreden met onze Funshop for Jesus, of het nu in Kampen, in Nunspeet of in Terneuzen is, het maakt niet uit waar—maar bij ons komen uitsluitend gelovigen. Echt waar. Zalen vol gelovigen, avond na avond.
We beginnen de avond altijd met een Jesus-rap en daarna vraag ik het publiek: zijn er nog mensen die geloven in de evolutieleer? Néé néé néé, hoor je dan. Als er toch iemand is die zijn hand opsteekt en vervolgens bijna gelyncht wordt door de rest van het publiek, zeg ik: Jezus zal nog tot je komen. En dan zingen we ons eerste nummer, He loves you, en het feest begint. Kent u dat nummer? Het is oorspronkelijk van The Beatles: She loves you yeah yeah yeah! Dat hebben wij veranderd in He loves you yeah yeah yeah! We zingen dat soms drie vier keer op een avond, omdat het zo lekker meezingt. Iedereen kent de tekst.
Want die evolutietheorie is ook maar een theorie natuurlijk, terwijl wij God hebben. Ik vind ook dat ónze theorie van de schepping van de mens meer aan bod moet kunnen komen. Op de televisie, op de radio enzovoorts. En dan niet alleen in de programma’s van Andries Knevel, hoewel die wel uiterst betrouwbare programma’s maakt, natuurlijk.
Ik vind dat wij met zóvelen zijn—ik zie het elke avond, dat is echt geen minderheid meer te noemen, maar een flinke meerderheid—dat wij ook eisen mogen stellen. Eisen aan politiek Den Haag. Over wat er wel en wat er niet onderwezen mag worden bijvoorbeeld, daar zou ik wel eens een debatje over willen voeren met de ministers.

dinsdag 6 januari 2009

Het goede voorbeeld

- Jij bent schaakcoach geweest.
- Schaaktrainer ja, een jaar of twaalf.
- Toch was je geen groot schaker.
- Nou, ik heb een keer remise gemaakt, in een simultaanpartij, dat wel, tegen Jan Hein Donner.
- Vertel daar eens wat meer over.
- Ik was zestien. Tja, het was een Grünfeld-Indiër met g3 en c6, een ouderwetse, vervelende variant. Van de doden niets dan goeds, maar Donner vond ik een slecht opgevoed mens. Hij gaf me zo’n half handje toen we remise hadden gemaakt en vloekte er binnensmonds bij.
- Maar dat is eigenlijk je enige schaakprestatie.
- Ja.
- Toch ben je schaaktrainer geworden.
- Ja.
- Waar?
- In Alkmaar. Op een paar scholen, en op een schaakclub. Het was in de jaren dat Jan Timman het toneel nog beheerste, met mensen als Karpov, Andersson, Kortsnoj en later natuurlijk Kasparov.
- Hoe gaf je les?
- Dat weet ik eigenlijk niet meer. Ik zorgde dat ik voor ieder uur dat ik les moest geven, een verhaal had.
- Dat verhaal schreef je ook van tevoren op?
- Nee. Dat verhaal bedacht ik en daar knoopte ik dan een paar schaakstellingen aan vast. En ik zorgde voor wat huiswerk dat de kinderen moesten maken. Ik gaf ze bijvoorbeeld een stelling uit het Gesloten Spaans, en dan zei ik: speel met wit en met zwart de volgens jou sterkste zetten, en leg uit waarom je die zetten speelt. Dat huiswerk leverden ze dan de volgende week bij me in en dan was ik een avond bezig met hun vondsten. Daar schreef ik dan weer over, dat was mijn huiswerk, en dat gaf ik ze dan de volgende week. Teksten zoals Aha, slim, attractief en agressief spel. Het lijkt wel op het spel van grootmeester Efim Geller! rolden er gemakkelijk uit. Daar deed ik dan een partijtje bij dat Geller gespeeld had. Zo werkte ik.
- Interessant. Zijn er nog kinderen van je doorgebroken?
- In het schaken? Nee hoor. Het zijn wel allemaal goede mensen geworden, maar ik geloof niet dat dat door mijn lessen is gekomen. Schakers, dat is over het algemeen goed volk.

maandag 5 januari 2009

Te dom om zelf te kakken

Als ik een voorbeeld van een onnozelaar wil vinden, hoef ik niet ver te zoeken. Mijn broer Theo. Helaas lijkt hij als twee druppels op mij. Heeft ook een baardje, draagt ook een bril, kleedt zich (behalve tijdens voetbalwedstrijden van het Nederlands elftal) net zo saai en alledaags als ik. Voor de voetbalwedstrijden van het Nederlands elftal spuit hij bijvoorbeeld zijn baard oranje, en toch is Theo al 50 jaar oud. ‘Daar heb ik een spuitbusje voor, weet je!’ pochte hij een keer. Na zo’n wedstrijd moet hij anderhalf uur onder de douche staan, om die kleur oranje kwijt te raken.
Theo is ook een groot fan van Marco Borsato. Als die ergens optreedt, is Theo erbij (met een paar aanstekers in zijn zak: niet, helaas, om de boel in de fik te steken, maar om heen en weer te zwaaien met die vlammetjes).
Theo is de enige in de familie die katholiek is gebleven, en het is eigenlijk een wonder dat hij niet priester is geworden, maar daarvoor moet je eerst naar het seminarie en dat zou een te grote intellectuele opgave zijn geweest. Hij gaat nog steeds eens in de drie of vier weken te biecht. ‘Dan zit je daar in dat donkere hokje, weet je, en dan zit aan de andere kant van dat luikje de priester. En dan vraag ik of ik hem pastoor mag noemen, weet je. En dat mag dan.’
Waar werkt Theo? In de drukwerkafwerking. Theo bedient snij-, vouw-, hecht- en verpakkingsmachines en hij doet dat met grote liefde en met grote precisie. Een voorbeeldwerknemer zoals je ze niet vaak meer tegenkomt.
Ik zal een voorbeeldje geven van zijn domheid. Dit speelde toen hij 14 of 15 jaar was. Hij zit op de wc, thuis, te kakken. In dat toilet was wel een afwasgelegenheidje, maar de kraan deed het niet. Er was ook geen toiletpapier meer. In plaats van dat nu even te roepen naar iemand, kakt Theo gewoon verder. Hij haalt zijn handen door zijn bilnaad, trekt zijn broek omhoog, trekt de wc door, zit met zijn vieze handen aan de deurkruk en gaat vervolgens naar de bijkeuken om zijn handen schoon te wassen.
Dit jaar is hij 20 jaar verbonden aan de RKVV Dirkswoud. Hij is daar jeugdtrainer en geeft dus het goede voorbeeld aan toekomstige generaties. ‘Als jeugdtrainer ben je een baken in de zee, weet je. Je geeft die jochies toch les. Of niet soms?’

zondag 4 januari 2009

We zijn hier serieus bezig

De snuffelkatholiek. Kunnen we die ernstig nemen? Volgens mij niet, nee. Ik neem ook de katholieken, de Nederlands Hervormden, de Mohammedanen, de Joden enzovoorts niet ernstig. Ernstig neem ik een astroloog ook niet, een astronoom wel.
Wat zijn snuffelkatholieken dan voor dieren, en waar komen ze voor? Snuffelkatholiek ben je als je half-afvallig geworden bent. God en Jezus en Maria en de hele beestenstal interesseren je niet meer, maar je vindt die wierook nog wel lekker. De katholieke rituelen, de katholieke poppenkastspelerij vind je nog wel aardig.
Het zal u duidelijk zijn dat iedere katholiek uiteindelijk een snuffelkatholiek is, want je kunt mij niet wijsmaken dat een katholiek serieus gelooft in Lourdes of in de zegening van een wielerpeloton. Wie daar nog wel in gelooft, heeft eenvoudigweg onvoldoende informatie tot zich genomen of is vanaf zijn geboorte al te dom om zelf te kakken.
Snuffelkatholieken zijn dan ook zeer simpele mensen. Ze laten zich betoveren door die rituelen, die processies en andere katholieke Strapazen die u en ik slechts kinderachtig vinden.

zaterdag 3 januari 2009

We gaan er een zalig jaar van maken!

Dames en heren vegetariërs.
Mag ik even? Een beetje stilte. Dan kan iedereen mij... STILTE! Dank u wel, kunt u mij ook achteraan verstaan? Goed zo.
De Vegetariërsbond Nederland heeft mij gevraagd om temidden van de algehele jolijt enige ernstige noten met u te kraken. Stilte in de zaal! En dat heb ik natuurlijk graag toegezegd. Lachen doet u elders maar, meneer, we zijn hier serieus bezig.
Waar gaat het om? Het gaat om een ziekte die vooral onder de mannelijke vegetariërs nogal eens wil voorkomen, weest u toch eindelijk eens stil, dames en heren. En die ziekte heet in het Amerikaans sausage cancer en in het Nederlands worstkanker. STILTE!
Wat wil het geval? Er zijn onder u ook flexiotariërs, of hoe ze ook heten, mensen dus die af en toe toch vallen voor een worstje. Dat is niet leuk, mevrouw, dus stopt u met dat gegrinnik. Deze mensen krijgen dus een plotselinge opeenhoping van — ik snap werkelijk niet waarom u nu allemaal begint te lachen, dames en heren. Snapt u het, meneer Van Dendermonde? O, u lacht ook. Wát zegt u? Mijn gulp? O, neem me niet kwalijk. Maak ik even... in orde. De worstkanker kan dodelijk zijn, dames en heren!

vrijdag 2 januari 2009

Homosexuele muziek

Beminde parochianen!
Blij dat u er, ook in dit nieuwe jaar, weer allemaal bent. We gaan er een zalig jaar van maken! U heeft al wel in de krant gelezen dat onze Onafhankelijk Katholieke Kerk een gift heeft gekregen van de heer K. van der V., van Kees van der Ven Bloemenzaden, dus u weet waar u moet zijn voor uw bloemenzaden.
Hoe gaan wij dit geld besteden. Wel, ten eerste komt Arie ‘Pruik’ Zwartjes komende maandag langs om de goten te inspecteren en waar nodig te herstellen. Hij heeft me gevraagd het volgende mee te delen. Als u hem bezig ziet, op de ladder staand, roept u dan niet ter begroeting ‘Pruik!’ Hij vindt dat niet prettig, bovendien kan hij vallen.
Voorts heeft u vast wel gezien dat de statieschilderijen uit de kerk zijn weggehaald. Ze zijn weggehaald gisterochtend, door Chris Koomen, die de schilderijen gaat schoonmaken en piekfijn herstellen.
U heeft wel gemerkt dat ik een nieuwe microfoon heb in mijn preekstoel, en een nieuwe geluidsinstallatie, wat betekent dat ik NOOIT MEER ZAL HOEVEN SCHREEUWEN!, en dat u me toch kunt verstaan. Een grote verbetering.
Tenslotte hadden wij een vervanger nodig voor onze oude organist, die met pensioen is gegaan. Dat is geworden het grote klaviertalent Jan Mak, kom maar even tevoorschijn, Jan! Daar is Jan, applaudisseert u maar even. (Applaus.) Jan is een uitermate serieus organist, hij zit vol Bach, hij moet niets hebben van Telemann of van ‘die Fransen, dat is toch allemaal homosexuele muziek’.
Hoe het ook zij, ik dank allen, en in het bijzonder dank ik K. van der V., van Kees van der Ven Bloemenzaden, die vanaf half maart ook tuinmeubilair aanbiedt. Dat u dat weet. God de Vader, God de Moeder en God de Zoon, wij weten dat U groot zijt. Laat dit jaar, 2009, het jaar worden van nog meerdere grote giften voor Uw kinderen. Amen.

donderdag 1 januari 2009

Een goede avond

Het was een mooie avond, gisteren. Mijn buurvrouw belde aan. Die buurvrouw noem ik altijd de zigeuneres, ze is 70 of 75 jaar oud. Als je zelf een zekere leeftijd hebt bereikt, maakt een anders leeftijd je niet zoveel meer uit. Ik liet haar binnen, ze deed haar klompen uit bij de deur.
Ze keek vreemd naar dit scherm, maar zei spoedig: ‘Een kop thee maar, buurman.’
Ik weet dat je dan niet moet vragen: wélke thee. Dat is ervaring die je moet hebben, anders gaan al je netwerken naar de kloten.
Ik vraag: wat heb je op de kiezen, buurvrouw? Ze komt nooit zomaar. Ze zegt: ‘Eng volk.’
Ik vragen: wat voor eng volk, buurvrouw?
Ze zegt: ‘Eng volk. Je weet wel, die homosexuele muziek van dertig jaar geleden?’
Ik zeg, ja.
‘Zo’n figuur loopt vanavond over de parterre. Voor mijn raam. En ik volg hem met mijn ogen en hij loopt naar mijn buurman Alex. Daar belt hij aan. Echt waar!’
Hoe zag hij er dan uit, buurvrouw?
‘Hij had zo’n pakkie aan, met laarzen d’r onder, en hij had lák in z’n haar!’
Dat is wel een ernstig geval, zeg ik haar, maar ik heb haar kop thee klaar en die drinkt ze dus.
Nog een vraag, zeg ik, droeg hij ook make-up?
‘O, vast!’ zei mijn buurvrouw. ‘Vast en zeker!’
Ernstig geval, zeg ik. Waar moet het heen met deze maatschappij, nietwaar?
‘Dat vind ik ook. Inderdaad!’
Het wordt tijd voor een intensief onderzoek, zeg ik. ‘Wat?’ zegt ze. Ik bedoel dat ik eens informeren ga, zeg ik.
‘Zou je dat wel doen?’
Jazeker, buurvrouw. Kijkt u maar rustig naar de televisie of naar de computer. Ik trek mijn jas en mijn sjaal aan, en ik ga eens informeren. Drinkt u maar rustig uw thee op. Daar staan nog jodenkoeken ook, daar mag u gerust van pakken.
Na tien minuten kom ik terug.
‘Ik ben bij de buurman geweest, buurvrouw, en hij zat er samen met zijn jongere broer. U hebt die jongere broer waarschijnlijk gezien.’
‘!?’
‘Die jongere broer doet aan toneel. Ze hadden een repetitie gehad van Shakespeare.’
‘Welk stuk?’
‘Julius Caesar.’
‘Dan begrijp ik het. Brutus.’