donderdag 11 december 2008

In een leeuwenbek

Ik heb vannacht de reis die Alice en ik gistermiddag maakten nog eens overgedaan. Hoewel wel gezegd is dat dromen niets waard zijn, in elk geval niet genoeg waard om op papier te zetten, noteer ik hier toch maar wat ik droomde.
Gistermiddag reden we met de bus, de trein en met de fietstaxi naar Herengracht 609 te Amsterdam. Het ging zonder ongelukken, al was mijn hartslag oorverdovend hard tijdens de treinreis. Vannacht reden we per fietstaxi van Egmond direct naar Amsterdam, waarbij de bestuurder een lange jongeman was die tijdens het trappen af en toe bromfietsgeluiden maakte. ‘Om de snelheid te verhogen,’ zei hij.
‘Maar u heeft geen motor!’ riep ik uit.
‘Maar ik ga tóch harder!’ zei de jongeman.
‘De zoveelste met een eigen overtuiging,’ fluisterde ik tegen Alice, die rechts naast me zat.
‘Welk adres wou u hebben?’ vroeg de jongeman.
‘Herengracht 609,’ zei ik, ‘het gebouw van Uitgeverij Van Oorschot.’
‘Die zit op Herengracht 613, hoor.’
‘Doet u dat dan maar.’
Uiteindelijk belandden we in een éénrichtingsverkeersstraatje en daar stond links van de weg de heer Maarten Biesheuvel op een trap voor de deur van nummer 609. Hij rookte een sigaartje. ‘U bent vast toeristen,’ zei Maarten, ‘dus komt u maar binnen. Eva is er ook.’
Wij naar binnen, Alice had haar vele camera’s al in de aanslag, want iedereen moest gefotografeerd worden. Het was ook wel een vreemd gezelschap, waarin het helemaal niet misstond om een bloempot op je hoofd te dragen, zoals Theo ‘Krijs’ de Waard.
‘Hallo Theo, jij ook hier?’ begroette ik hem.
‘Uiteraard,’ schreeuwde Theo terug.
‘Je bloemen moeten een beetje water hebben.’
‘Dat hoeft alleen op even dagen, dus niet op woensdag. Vandaag is het woensdag.’
‘Heb je Wouter en Carla nog gezien?’
‘Nee, die komen te laat.’
‘Dan wachten we maar even,’ zei ik, en terwijl ik dat zeg staat Carla over me heen gebogen.
‘Carla?’ zeg ik.
‘Ja, houd je mond maar,’ zegt ze en ze geeft me een paar flinke klappen met twee fotoboeken, waarna ze zich opricht en over de menigte uitkijkt. Ze doet haar benen van elkaar en daar tussendoor verschijnt Wouter, die, zoals u misschien bekend is, tamelijk klein en ook tamelijk dik is. Een gezellige dikzak, zeggen we thuis.
‘Ha, die Wouter!’
‘Ha, die Ben!’
Ik til hem op en zet hem op de stoel naast Alice. Ik ga me bezighouden met De Grote Kunstenares die me net die tikken met haar fotoboeken had gegeven.
‘Waarom deed je dat nou?’ vraag ik haar.
‘Dat deed ze voor de gein,’ zegt Theo de Waard, en hij loopt dansend met Carla weg.
Dan hoor ik Wouter nog iets zeggen tegen Alice: ‘Kom toch bij míj werken!’
Alice zegt kwaad: ‘Neen! Ik heb een zoon en daar heb ik genoeg mee te stellen! En dan heb ik Ben nog, die ook allerhande dingen heeft. Dus neen, Wouter!’
Ze maakt nog een foto van de kleine, dikke Wouter en ik tik Wouter bemoedigend op zijn volle schouders en meer heb ik niet onthouden van die droom.
‘Dank je wel, schat,’ zei ik vanochtend dromerig tegen Alice.

4 opmerkingen:

  1. Beste lezers. In grote lijnen klopt dit.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. ... meer en meer krijg ik de indruk dat de nederlanden bevolkt worden door onvervalste 'kastaars', Fijn hoor, jullie blogs volgen is een genoegen waarvan je nooit bekomt :)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Meesterlijke droom. Met name die fietstaxichauffeur met bromfietsgeluiden en 'eigen overtuiging' deed 't 'm hier. De opkomst van Wouter was ook onvergetelijk.

    BeantwoordenVerwijderen