zaterdag 6 december 2008

Zoë

- Het is 6 december 2028, het is half vijf en dit is Kunsttijd van de VPRO! Vandaag hebben we een bijzondere gast, de beroemdste schilder uit de Lage Landen, Pieter Brandsma! Ga zitten, Pieter.
- Dank u wel.
- Hoe is het zo gekomen, Pieter?
- Het begon op 5 december 2008, dus twintig jaar geleden. Ik was toen een schilder die in de Nederlandse top 100 van de kunstenaars stond.
- Op welke plaats stond u toen?
- Dat weet ik niet precies meer, ik geloof op nummer 30 of 35. Ik was toen veertig jaar oud. En op de 5e december lees ik een recensie in een blad, ik dacht dat het het Museumjournaal was, over mijn werk. Die recensie was zo vernietigend, met zinnen als ‘De doeken blijven steken in een alledaagse esthetiek die maar niet wil betoveren.’
- Welke recensent was dat?
- Dat weet ik echt niet meer. Dat soort mensen heeft namen die je snel weer vergeet. Het was een invloedrijk recensent, hij brak mijn reputatie. Maar dat duurde maar kort.
- Want wat ging u doen?
- Havengezichten maken.
- Háven...
- Dat was maar een grapje. Ik was altijd portrettist geweest, en wat is er mooier dan een jonge vrouw? Eenmaal portrettist, voor altijd portrettist. Ik ging naar het Centraal Station in Amsterdam, en daar keek ik rond. Na een paar dagen was Zoë er. Ik gaf haar mijn business card en ze belde de volgende dag op. Dat deden de mensen toen nog, elkaar opbellen.
- Dat was nog de tijd van de grote telefooncellen!
- Nee, dat was de tijd van de mobiele telefoons. Ze belt op, ze zegt dat ze wel model wil worden, wanneer kon ze langskomen? Ik zeg: kom meteen!
- En toen maakte u de eerste Zoë. En u heeft in de twintig jaren daarna alleen maar gewerkt met Zoë.
- Ja. Met niemand anders.
- En u bent er wereldberoemd mee geworden, ik denk dat het ook komt door de teksten die u op uw doeken print.
- Schildert.
- Pardon, schildert. Wat is nu uw eigen favoriete tekst die u gebruikt heeft op uw schilderijen?
- Mmm, dat zou ik eigenlijk niet weten. Die teksten kwamen altijd van Zoë. Die verzon ze. Eén van de leukste is wel een tekst uit de begintijd: ‘Qua lengte val ik wel mee.’

(De foto hierboven is gemaakt door Carla van de Puttelaar. Om te zien hoe ongelooflijk goed die foto is, moet u er even op klikken.)

5 opmerkingen:

  1. da's telkens toch weer kijken naar wat u doet met die dialoogvorm... de kracht ervan is dat u dan niet zo'n verankerd subject lijkt, het schept wat afstand en tegelijkertijd krijgt het onderwerp daardoor iets kaleïdoscopisch, knap hoor.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het is een erg grappig en waar stuk. "Zoë" is trouwens een buitengewoon vriendelijke Belgische die geloof ik wel drie keer speciaal voor Carla met de trein naar Amsterdam is gekomen. Dus zo zie je maar weer. Ik heb geen idee hoe Carla haar ontmoet heeft.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Zoë was natuurlijk een naam uit mijn vorige stuk, Wouter, ik had geen idee dat ze bestond.
    De waarheid van mijn stukje zit hem vooral, denk ik, in het feit dat de naam van die recensent niet meer onthouden is. Niet meer bestaat. Zoals het hoort.
    Ik heb dit stukje ook geschreven voor Carla. Steuntje in de rug.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @ Didier. Die dialoogvorm is voor mij een uitweg en niets anders. Voor dit stuk schreef ik eerst bijvoorbeeld een stuk waarin ik die Pieter aan het woord liet. Dat werd niets, het was dodelijk saai. Hij ging bijvoorbeeld zeggen hoe hij schilderde. Saaier dan dat kun je het niet krijgen, zeg zelf.
    Een uur later had ik pas door: je moet het weer in een dialoogje doen, jongen! Dat schreef ik in een half uurtje.
    Dat dat allemaal kaleidoscopisch is of afstand schept: geen idee!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Ik weet hoe je stukjes werken! Maar "Zoë" is toch een mooie artiestennaam van de Belgische van de foto? Carla is zelf niet zo'n reageerder, maar heeft je stukje met veel genoegen gelezen.

    BeantwoordenVerwijderen