vrijdag 26 september 2008

Beroemd

‘Hier is ie dan: Gerben Waagmeester!!!’
(Applaus.)
‘Gerben, je bent nu een BN’er en...’
‘Een Bekende Nederlander. Tja. Ik moet zeggen dat ik me daar niet zo thuis voel, hoor. Patty Brard met haar klysma’s, Jeroen Krabbé met zijn ijdelheid en zijn schilderkunsten.’
‘Maar je bént een BN’er. Toch?’
‘Er stonden vanochtend een paar fotografen in mijn achtertuin, ja.’
‘Paperazzi?’
‘Dat weet ik niet precies. Ik ging naar buiten met mijn jachtgeweer, ik loste een paar schoten, en weg waren ze. Er waren geen slachtoffers te betreuren, voor zover ik het kon overzien.
‘Zo!’
‘En toen kwamen er een paar aan de voordeur. Die heb ik ook weggejaagd.’
‘Met je jachtgeweer?’
‘Met mijn jachtgeweer, ja.’
‘Goed gedaan, Gerben. Nu over je wonderbaarlijke rit. Hoe heb je het gedaan?’
‘Nou kijk, ik heb wankele enkels, dus ik kan eenvoudig niet rijden op stalen Noren, en zeker niet op die klapschaatsen van tegenwoordig. Daar slaan mijn enkels van dubbel. Dus ik ging naar een schaatswinkel toe, en ik zeg: heeft u voor mij niet Groninger schaatsen? Die zijn plat en daar zit je dus vlak boven het ijs mee. Je hebt daar echt contact mee, hè, met het ijs. Afijn, ze hadden nog een historisch paar schaatsen, waarop Jaap Eden nog getriomfeerd heeft. Tenminste, dat zei die man. Ik train daar een weekje mee en ze bevielen.’
‘En of ze bevielen, Gerben!’
‘En toen kwam de ochtend van de Elfstedentocht. Ik dacht: laat ik maar rustig beginnen in de tweede groep, dan is het minder nerveus bij de start. Dus ik doe rustig mijn schaatsen onder mijn laarzen, en ik ga op weg. Blijkt dat ik in Franeker de voorsten al heb bijgehaald, en ik blijf aanvallen, net zo lang totdat het hele ploegenspel de vernieling in gereden is. Bij Dokkum had ik al een kwartier voorsprong. En in Leeuwarden tenslotte...’
‘In Leeuwarden, ja?’
‘Daar had ik op de streep een half uur voorsprong. Ik neem dus rust, zo’n vijf meter vóór de eindstreep, en daar komen de heren reporters van de tv, van de radio, van de kranten op me af. Ik uitleggen wat er zoal gebeurd was. Dat ik dichtbij het ijs was gebleven enzovoorts. Contact met het ijs, hè. Heel belangrijk. Dus op een gegeven moment komen mijn tegenstanders eraan en die sprinten voor de tweede plaats, denken ze. Ik had mijn schaatsen al af gedaan.’

1 opmerking:

  1. bizar... elfstedentochtfabuleren onder de amberen zon... heimwee naar de oppervlaktespanning van het ijs en dat om nooit meer de verdrinken, dicht bij het ijs, glijden op het water?

    BeantwoordenVerwijderen