zondag 31 augustus 2008

Beste mensen

- Kreel de Noot levert nu al meer dan dertig jaar zijn bijdragen, en nog steeds is hij niet tot Beste Mens uitgeroepen. Hoe komt dat, Kreel.
- Het komt volgens mij doordat de jury enigszins bevooroordeeld is.
- Omdat de jury dus uit het westen van Holland komt, Kreel? Is dat het?
- Ja, misschien.
- Maar Kreel, laten we nu eens je actie uit 1988 of 1989 onder de loupe nemen. Met het paard Sara, je weet wel.
- Ja, Sara, dat was een heel gerichte actie om naar de prijs van Beste Mens te komen. Maar ja.
- Wat deed je toen, Kreel?
- Nou, dat was heel simpel, Sara liep uit de wei en ik hielp het arme paard dus weer in de wei.
- Zo simpel als je het vertelt zal het wel niet geweest zijn, is het niet?
- Nee, zo simpel was het niet, maar toch ging Sara mee!
- Maar toch ging Sara mee, appplaus, dames en heren! En, want u komt misschien vanavond voor de oeuvreprijs in aanmerking, en die oeuvreprijs is deze beker, wat ging er door je heen, Kreel, in 1996, tijdens de reddingsactie.
- Dat was een zeer gewaagde actie, geef ik toe, van twee mensen tegen een zwijn.
- Twee mensen tegen een zwijn! Applaus, dames en heren! En je laatste actie was gericht tegen het zomaar opvliegen van sommige vogels. Vertel daar eens wat meer over, Kreel.
- Wel, nou ja. Ik weet dat het mijn verkiezing tot Beste Mens geen goed zal doen. Maar ik zal het maar eerlijk vertellen. Wel ja, ik vertel het gewoon!! De meeuwen! Ik was gewend aan roodborstjes, kraaien, mussen, eksters. Maar die meeuwen!
- Wat was daar dan mee, Kreel?
- Die maar overal rondzoemen! Die meeuwen! Die rottige meeuwen! Schiet ze toch af, die klote beesten!!!
- Dit was Beste Mensen voor deze avond, dames en heren.

zaterdag 30 augustus 2008

Opname

Dit is weer uw kapelaan, die u één belangrijke gedachte wil meegeven: gij zult niet zondigen, beste mensen. Dat is het grote idee achter het christendom: niet zondigen, want daar komt grote ellende van. Terwijl u kunt rekenen op Eeuwigdurende Bijstand als u niet of slechts zeer weinig zondigt. Onthoudt dat!
Maar nu heb ik iets nieuws, beste mensen! U ziet mij hier omhoog houden een bandopname, en die bandopname is gemaakt in het jaar 17 na Christus. En wáár is hij gemaakt? In Jeruzalem, Nazareth, Bethlehem enzovoorts. Er spreken allerlei mensen op, meest Romeinen, maar één jongeman valt op. Hij heeft net de baard in zijn keel, en hij spreekt Romeins met een duidelijk Aramees accent.
Hier ziet u direct de enorme logica van het christendom naar boven komen. De Romeinen hadden Judea bezet, dus wat doen de mensen? De mensen gaan Romeins spreken. Daardoor komt het dus dat later het Latijn, het Kerklatijn, de internationale taal van het westen werd.
Waarom valt deze ene jongeman mij op? Omdat Hij volgens mij de Jezus Christus is, dáárom valt Hij me op! Een jonge Jezus Christus, net in zijn puberteit, maar al volledig de grote Jezus die wij kennen van de evangeliën.
Nu is het wel zo dat deze bandopname nog wat schoonmaak-werkzaamheden vergt, want hij is ook al zo oud, nietwaar. Het kraakt en het piept, maar toch! Je hoort op deze opname onze Jezus Christus spreken.
Zo zegt Hij ergens: ‘Semper in vinea.’ Dat lijkt al duidelijk op een latere zegswijze van Zijn hand: ‘Ik ben de ware wijnstok.’ Ook zegt Hij, tussen al het geruis en gekraak door: ‘Corpus non necessitare.’
Wat moeten we uit dit bewijsmateriaal concluderen? Dat Hij het Zelf niet noodzakelijk vond dat wij zijn Lichaam opeten. Dus die hosties, dat is allemaal onzin. Doen we ook niet meer. Maar de wijn, daar moeten we van blijven houden, beste mensen!

vrijdag 29 augustus 2008

Geknuffeld

Jan van Schoonhoven (1939-2008) was een eenvoudig mens. In de tijd dat hij nog treinconductrice, pardon, in de tijd dat hij nog treinconducteur was, viel zijn cabarettalent al op. Zijn talent voerde hem door alle Nederlandse schouwburgen, waar hij vooral opviel door zijn Tante Sofie-verbeeldingen.
Jan heeft zich geliefd gemaakt bij het Nederlandse publiek en wij applaudisseren dan ook voor dit beeldje. (Applaus.) Dit fijnzinnige beeldje dat gemaakt is door Jans vriendin, de liefde van zijn leven, Gerarda Stam.
Dan volgt nu een opname die wij hebben weten te bemachtigen van een dag voor zijn dood. Op welke knop moet ik nu drukken? Play. Dan druk ik nu op play, hier is Jan van Schoonhoven:
‘Goedendaags mensen, dit is jullie eigen tante Sofie maar weer. Jullie weten allemaal wel dat ik het aan mijn eierstokken heb, jawel, en dat ik niet lang meer zal leven. Wel, opgeruimd staat proper, zouden onze zuiderburen zeggen. Hahaha. Als je maar lachen kan, zo is het toch? Gerard, kom eens hier, jongen. Gerard is al jaren mijn vriend, hè. Kom maar op m’n bed liggen, zo ja. Gerard speelt al jaren joekolellie in het orkest. Hahaha. Maar daarvoor heb ik je niet in bed geroepen, Gerard. Neehee. Je mag je eigen Sofie nu dóódknuffelen. Ga je gang, Gerard, ga je gang. Gwmp dfííí gwmp. Gwmp!’
Tot zover. Dit was Jan van Schoonhoven in zijn rol van Tante Sofie, van wie wij zoveel hielden. Een groot talent is heengegaan.

donderdag 28 augustus 2008

Leuk om mee te werken

Van de week kwam dit bericht binnen via Gmail:
Geachte Heer of Mevrouw Hoogeboom,
Het Blinden Instituut is, zoals u wel gehoord zult hebben, bezig het gehele web om te zetten in geproken taal. Wij zoeken mensen met een prettige, duidelijke stem. Uw stem zou, volgens uw vriendin Caroline Tramstra, zeer prettig zijn.
Zou u niet mee willen werken? Wij zitten op het Carmenplein 15 te Alkmaar.

Ik heb inderdaad een zeer prettige stem, al zeg ik het zelf. Een duidelijk stemgeluid zonder accent. Een mooi timbre. En ik wilde best meewerken aan dat project. Ik dus naar het Carmenplein, waar een blinde medewerker me verwelkomde. ‘Gaat u maar zitten, meneer Hoogeboom,’ zei hij, terwijl hij wees naar een bloempot.
Ik ging zitten en ik zeg: ‘Aardig dat juffrouw Tramstra me heeft opgegeven. Ik doe graag mee.’
De man was in trance, leek het wel. ‘Wat prachtig!’ zei hij tenslotte. Hij haalde daarna de andere blinde medewerkers de kamer in, en zei: ‘Zegt u dat nog eens, meneer Hoogeboom.’
Ik herhaalde mijn zin nog eens, en de oe’s en de ah’s waren niet van de lucht.
‘We zijn bij de H aangekomen inmiddels. We zitten bij Huisdieren. Kunt u over dit plaatje iets zeggen?’ vroeg een blinde medewerker.
‘Ja, dat kan ik wel. Dit is een plaatje van een zwarte kat die je direct aankijkt. Katten zijn gemaakt voor mensen. Een volgroeide kat is van kop tot staart ongeveer zo lang als van het puntje van je middelvinger tot aan je elleboog. Katten zijn er om geknuffeld te worden,’ zei ik.
De blinden in de kamer - bij elkaar waren het er negen of tien - stonden perplex.
Dus nu werk ik voor het Blinden Instituut. Ik doe nu Huiselijk Geweld.

woensdag 27 augustus 2008

Fit

Goedemiddag, dames. En ook meneer De Groot, goedemiddag. Meneer De Groot - mag ik Ronald zeggen? Mooi. Ronald de Groot is een fysiotherapeut die verbonden is aan het Medisch Centrum Alkmaar, en Ronald komt eens kijken hoe wij hier in Egmond fit blijven.
Dat zullen we hem dus eens laten zien, dames. Mevrouw Mulder en mevrouw Kleverlaan, kunt u Ronald de keriyaki-greep eens voordoen. Je zult zien dat de keriyaki een wurggreep is, die afkomstig is uit de Japanse vechtsporten, en waarvoor de beide dames over zeer lenige en sterke nekspieren moeten beschikken. Bent u klaar? Gaan dan! Beider hoofden worden geklemd door de handen en knieën van de tegenstander, zoals je ziet, Ronald. En dóórdrukken nu, dames! Niet piepen, mevrouw Mulder. Dóórdrukken, allebei. Juist!
Ondertussen gaan we met de hele groep hinkelvallen. U staat op uw rechtervoet, dames? Op mijn fluitsignaal laat u zich dan vallen, door uw rechtervoet omhoog te brengen. Bent u er klaar voor? Dan zeg ik FUUT! en u laat zich vallen! Juist, goed gedaan. Nu staat u weer op en gaat u op uw linkerbeen staan. Ik zeg weer FUUT! en u laat zich weer vallen. Juist! Mevrouw Van de Schinkel viel nog wel niet helemaal goed, maar mevrouw Van de Schinkel is er ook nog niet zo lang bij.
Mevrouw Mulder, u moet gewoon dóórdrukken! Je ziet het wel, hè Ronald. Uiterst fitte groep, leuk om mee te werken ook.
U kunt gewoon doorgaan met het hinkelvallen, dames. Of er wel eens blessures zijn? Natuurlijk zijn die er wel eens, maar blessures kun je overal en altijd krijgen. Wat zegt u, mevrouw Kleverlaan? U heeft gewonnen. Dat is mooi. Dan kunt u meedoen aan het hinkelvallen. Mevrouw Mulder? Mevrouw Mulder? Ik denk dat mevrouw Mulder nu niet meer in staat is om aan het hinkelvallen mee te doen.

dinsdag 26 augustus 2008

Als je maar niet gaat rennen

Vandaag is weer een feestdag, want Hadriana komt! Ze woont te Voorburg en zit nu in de trein naar Alkmaar, dan is ze om zeg kwart over elf hier. We hebben elkaar, ongeveer een jaar geleden, op het internet leren kennen. Ze las mijn blog en ze dacht: wat een leuke vent! (Nu weet u dus meteen hoe het moet, schrijven.) Sindsdien mailen we elkaar zo ongeveer 50 keer per dag, en ze komt ook geregeld naar hier toe. Ik weet wel zeker dat we ooit samen zullen wonen.
Ik houd van je, Hadriana.
Ze heeft één rare gewoonte, en die gewoonte wil ik hier eens met u bespreken. Het is een gewoonte waarvoor ik ook bijvoorbeeld de toekomstige partners van Kim Gevaert zou willen waarschuwen. Hadriana houdt van sprinten. Ze houdt van de 100 en de 200 meter sprint. Ik houd meer van de langere afstanden. Je ziet meer, als je langzamer wandelt.
Op een keer was ze in Egmond aan Zee, en we wandelden door het dorp. Ik zei: ‘Dit duin heet het Torensduin.’ En wég was ze! In een oogwenk. Verdwenen. Ik kijk om me heen, maar niets. Haar tasje lag op de grond, naast mijn benen, dus ik pak het tasje op, en ik roep: ‘Hadriana! Hadriana! Waar ben je nu?’ Ik krijg geen antwoord.
Dus dat was zoeken geblazen, dat zult u begrijpen. Ik besloot het zoeken volgens steeds grotere cirkels rondom het Torensduin te volvoeren, en uiteindelijk zag ik haar zitten, op het terras van Clockenborgh. Clockenborgh is een kroeg, 200 meter van het Torensduin verwijderd.
‘Waar was je nu toch?’ vroeg ik haar, terwijl ik haar tasje bij haar neerzette.
‘Even een sprintje getrokken,’ antwoordde ze.
‘Maar...’
‘Dat doe ik elke dag één keer. Om fit te blijven.’
Wat ik wil zeggen, is dit. Je kunt elkaar wel aardig vinden op het internet, maar je moet elkaar wel eerst leren kennen.

maandag 25 augustus 2008

Sterk moet je zijn

Op een dag kwam ik verslagen thuis. Het was in maart of april 1964, ik was tien jaar oud. Sinds ik kan schrijven (sinds mijn vijfde jaar) heb ik een dagboek bijgehouden, en dat dagboek moest ik eens meenemen naar de lagere school. Meester Briefjes wou dat dagboek wel eens zien. U kunt zich misschien voorstellen met hoeveel trots ik dat dagboek meenam. Het was een dik cahier, dat wel 250 pagina’s telde. Elk jaar kreeg ik op 24 september (mijn verjaardag) zo’n cahier cadeau, en dat vond ik voldoende. Verdere cadeau’s konden me niet schelen.
Meester Briefjes (die van zijn voornaam IJs heette; ik heb dat heel lang een uiterst vreemde naam gevonden, totdat ik van een klasgenoot hoorde dat het een afkorting was van IJsbrand, wat ik nog vreemder vond) nam mijn dagboek in zijn handen en begon te lezen. Toen zei hij: ‘Even stil wezen, jongens. Ik heb hier het dagboek van Engelbertus Johannes Maria Hoogeboom, roepnaam Ben. Zo staat het op het etiket op de kaft. Ben heeft op 11 maart het volgende geschreven: Mevrouw Nuyens, die op de Dusseldorperweg, tegenover de kaasmakerij woont, is een mevrouw die met haar twee honden in een huis woont dat veel te groot is. Bovendien is mevrouw Nuyens gek. Ze heeft elf perebomen in haar achtertuin staan, want ik heb ze geteld gisterochtend, voordat ik naar school ging. Ik ging haar hekje in en die twee honden waren heel fijne beesten, als je maar niet gaat rennen. Dus elf perebomen. Als je nu rekent dat er per pereboom zeker 25 peren afkomen, dan heb je in een seizoen dus 275 peren. Minstens. Dus ik plukte een peer, en mevrouw Nuyens had me gezien en riep: Wat doe je daar, stoute jongen! Dus ik moest vluchten en die twee honden deden niets en ik kon gewoon naar school. Wat mij zo geweldig dwarszit is ten eerste. Dat mevrouw Nuyens zo groot woont dat ze wel vier of vijf kostgangers kan nemen, maar dat niet doet, zodat ze gek is. En ten tweede: wat moet mevrouw Nuyens met zoveel peren? Daar wordt je toch niet goed van? Tot zover, jongens. Ben, prachtig opgeschreven. Mijn complimenten. De rekensom is ook helemaal goed: 11 maal 25 peren, dat is 10 maal 25 is 250 plus één maal 25 is 275 peren. Maar! Ben heeft wel een fout tegen de grammatica gemaakt. Hij schreef: Daar wordt je toch niet goed van met wordt met dt. Weet iemand wat het moet zijn?’
Ik ging door de grond en vond het zeer vernederend. Toen ik thuis kwam, zei mijn vader: ‘Meester Briefjes maakt zelf ook wel eens een schrijffout, daar moet je je niets van aantrekken. Sterk moet je zijn.’ Dat ik nu nog steeds deze stukjes schrijf, die overigens niets meer met de alledaagse werkelijkheid uitstaande hebben, komt mede door mijn vader zaliger.

zondag 24 augustus 2008

Het was een harde

Het Olympisch voetbalelftal heeft, net als het echte Nederlandse voetbalteam op het E.K., in de kwartfinales verloren. Oorzaken: gebrek aan conditie en gebrek aan mentaliteit. Aan geestelijke en lichamelijke hardheid. Zo word je natuurlijk nooit kampioen. We vroegen het aan voormalig sumo-wereldkampioen Jack den Bultenaar.
Hij zegt: ‘Het optreden van die voetballertjes was natuurlijk een grote schande. Vooral verdedigend was het treurig. Wat moet een verdediger doen? Dit: tegenstander kelen en omleggen, en de bal naar voren rammen. Meer hoeft hij niet te doen. Nee, die jongens hebben een trainer die ze gezegd heeft: je moet het voetballend oplossen. Je hebt wel gezien wat het resultaat was. Toch?’
Wat zou er dan moeten gebeuren, Jack?
‘Ik zou zeggen: ga nou eens naar de basis terug. Dus: een ijzersterke conditie opbouwen. Dat doe je met biefstukken, yoghurt met havervlokken en broodjes pindakaas. Zo heb ik het ook gedaan in het sumo. En elke middag trainen tot je erbij neervalt, natuurlijk. Daar word je sterk van. En sterk moet je zijn, zelfs in het tennis heb je die Nadal, die is ook sterk. Ik wed dat je over tien jaar ook kleerkasten tegenkomt in de marathon. De tijd van de Tom Okkers is voorbij, heren voetballers! De tijd van het mooie voetbal is passé.’
Dat is duidelijk, Jack, maar hoe zou jij het elftal inrichten?
‘Ik ga niet over de brekebenen op het middenveld en in de aanval. Ik zeg alleen: je hebt niet één maar vijf mensen nodig die een tegenstander kunnen uitschakelen. Die dus op schoenen met stalen neuzen lopen, en die niet een nette tackle over de grond maken, maar een tackle op kniehoogte, of nog hoger. Ze hoeven niets te kunnen, als ze dat maar kunnen. Bij vrije trappen of corners: zodra die bal eraan komt, trap je je tegenstander op de voet, of je trapt ze in hun kruis, of je raakt ze met je elleboog in het gezicht. Krachtig optreden, dat is het belangrijkste. Van voren moet je een stel voetballers met souplesse hebben, maar daar heb ik weinig verstand van.’
Vertel nog eens over je wereldkampioenschap, Jack?
‘In het sumo moet je ook krachtig optreden, want je moet niet over je heen laten lopen. Ik werd wereldkampioen in Japan. De tegenstanders waren Japanners, niet van die kleine rijstvretertjes maar reusachtige molochen. Ze zouden me wel even kraken. Mijn eerste tegenstander ging binnen 3 seconden naar de grond met een gebroken linkerarm. Heeft na die partij niet meer aan sumo gedaan. Tweede tegenstander: ging eraf doordat ik zijn rechterknie aan flarden had geschopt. Heeft het sumo ook vaarwel gezegd. En zo ging het door, totaan de finale tegen Washimuru. Met Washimuru had ik nog wel wat te stellen, hij was ook zo groot en breed en dik, maar toen ik hem eenmaal had, was het zo gebeurd. Ik knalde hem op de grond. Zijn ruggegraat was ontzet, hij heeft ook gezegd: ik stop ermee. Tegenstanders uitschakelen, heb je vier of vijf mensen die dat vak verstaan, dan ben je al bijna kampioen.’

zaterdag 23 augustus 2008

Dat staat tenminste vast

Van onze speciale verslaggever. Na het overlijden van kunstenares Andrea Mussenkelder, afgelopen mei, zijn papieren naar boven gekomen, die er op wijzen dat zij de leidster was van de actiegroep Do Re Mi. Do Re Mi poogde eind jaren zeventig en begin jaren tachtig een revolutie in Nederland te ontketenen door, zoals het genoemd werd, een drietrapsraket: doseren - resisteren - mitrailleren.
Uit de papieren, die nu in het bezit zijn van de AIVD, blijkt dat mevrouw Mussenkelder zichzelf in een rol als vrouwelijke Stalin had geplaatst. Wat zij zei, gebeurde. Het was een harde, brutale tante die er ook niet voor terugschrok Do Re Mi-leden, die zich in haar ogen hadden misdragen, te laten verdwijnen. Zo was er het geval van Harrie Wasschenaar, Do Re Mi-lid, die in mei 1979 een radio-interview gaf dat blijkbaar niet in goede aarde viel bij mevrouw Mussenkelder. De volgende ochtend was hij verdwenen.
Do Re Mi pleegde verschillende bankovervallen, stichtte branden en vermoordde enkele politieagenten. Bij demonstraties tegen bijvoorbeeld de kruisraketten was Do Re Mi niet van de partij, omdat toen de gehele top van de actiegroep (behalve mevrouw Mussenkelder) werd opgeleid in kampen te Yemen en Oost-Duitsland.
Ondertussen was de carrière als kunstenares van mevrouw Mussenkelder begonnen. Ze is bekend geworden met, naar de huidige smaak, lelijke abstracte schilderijen: doeken die geheel lichtblauw gemaakt waren, of lichtblauw met een rood vierkantje, of rood met een lichtblauw vierkantje, of zwart met een rood vierkantje, enzovoorts enzovoorts.
Toen de andere Do Re Mi-leden uit hun kampen weer in Nederland terugkwamen, was het gauw met ze gebeurd: ze werden aangehouden en opgesloten. Vraag is steeds geweest: wie heeft ze verraden? Op die vraag geven de papieren ook antwoord: Andrea Mussenkelder!
Opvallend is dat er sindsdien vier monumenten van haar hand in het land staan, en dat zij ook steeds voor beurzen en stipendia in aanmerking is gekomen.

vrijdag 22 augustus 2008

Laatste poging

- Nog één keer dan, meneer Agahassi.
- All right. Gaat uw gang.
- U woont op de Bronkhorstlaan.
- Dat klopt. Nummer 47.
- En u woonde daar ook al in oktober 1992?
- Jazeker. Ik woon op dat adres sinds 1976.
- Dat staat tenminste vast, meneer Agahassi. Dan worden we wat preciezer: waar was u op zondag 4 oktober 1992?
- Ik heb geen idee meer. Hoe laat?
- Tussen 7 en 9 uur ’s avonds.
- Geen idee. Studio Sport kijken, denk ik.
- En is u iets opgevallen toen?
- Ik zou het echt niet weten.
- Meneer Agahassi, het is niet de bedoeling dat we het hele verhoor over gaan doen.
- Maar u stelt dezelfde vragen die u me gisteren en vanochtend ook al stelde! Dan krijgt u dezelfde antwoorden van mij.
- Goed goed. Ik bedoelde de Bijlmerramp.
- Oja! Die herinner ik me nog al te goed. Daar onderbraken ze het voetbal voor. Ten onrechte natuurlijk.
- Waarom?
- Dat is de typisch Nederlandse gewoonte om op alle zenders hetzelfde uit te zenden, bijvoorbeeld op 4 mei of als de koningin iets doet of zegt, en bijvoorbeeld ook op die vierde oktober.
- Dat is toch juist goed?
- Als ze journalistiek goed werk afleveren, heb ik er ook weinig bezwaar tegen.
- U doelt op?
- Op die mannen in die witte pakken. Als je er goede journalisten op afstuurt, dan zijn die mannen in die witte pakken er eenvoudig niet.
- Wij hebben confirmatie gekre...
- U bedoelt: bevestiging gekregen.
- Ja. Wij hebben bevestiging gekregen dat die mannen in die witte pakken er wel degelijk waren.
- Maar waar beschuldigt u mij dan van?
- Heeft u op die vierde oktober, rond of omstreeks de tijd van dat vliegtuigongeluk, bezoek gekregen, meneer Agahassi?
- Niet dat ik weet, het spijt me.
- Er gaan geruchten dat er vier mannen in witte pakken bij u zijn geweest.
- Vier nog wel!
- Ja, op die vierde oktober.
- Ik kan me er niets van herinneren. Het kan wel zijn dat er iemand is langsgekomen, maar die had bijvoorbeeld een wit overhemd aan. Zeker geen wit pak.
- Ik vind dat we het maar moeten afsluiten, want dit wordt niets.
- Ik vind dit ook waardeloos, Kees.
- Ja, we geven de pijp aan Maarten. Meneer Agahassi! Hoe verzint zo’n schrijver dat?

donderdag 21 augustus 2008

Voorbeeld

Ik heb een zoon, Ted, die niet wil deugen. Hij wil het gewoon niet. Dat is het probleem waar ik mee zit. Al die jaren het goede voorbeeld gegeven, maar meneer verdomt het. We zijn vegetarisch, dus hij zit in een cafetaria kroketten te eten. We zijn gelovig, hij dus niet. Wij hebben nooit gerookt, meneer blowt. Wij hebben ons hele leven gewerkt, meneer zit in de steun. Wij zijn nooit met politie of justitie in aanraking gekomen, hij al een keer of tien. Vechtpartijen, diefstal, dat soort dingen.
Nu ga ik het anders doen. Afgelopen zondag kwam hij weer eens langs, hij ziet me een sigaar pakken en hij zegt: ‘Je rookt?’ met een gezicht alsof hij water ziet branden. ‘Ja,’ zeg ik, terwijl ik de sigaar aansteek, ‘je moet toch een beetje lol in je leven hebben, niet? Ria, is die zalmsalade al klaar, godverdomme?’
Ria is mijn vrouw en zij zit ook in het complot. Ze komt de keuken uit, kleren in de war, haren ook, en ze zegt: ‘Sorry hoor, ik moest even klaarkomen. De zalmsalade is zo klaar.’
Een oud-schoolkameraad is hoofd van de cipiers in de koepelgevangenis van Haarlem. Daar ga ik morgen even langs, dan kan ik Ted de volgende keer vertellen hoe dat is, daar.
Maar het is wel onze laatste poging. Als dit niet lukt, weten wij het ook niet meer.

woensdag 20 augustus 2008

Jezus

Ik ben uw kapelaan van de Onafhankelijke Katholieken Egmond (OKE). Ik zal u zeggen wat mijn mening is. Mijn mening is deze. In deze wereld, bewoond en bewandeld door zovele verdorvenen, is het niet gemakkelijk om oprecht lief te hebben. Geenszins! Want voor oprecht liefhebben zijn twee partijen nodig: de liefhebber en de liefgehad hebbende, of hoe heet het.
U begrijpt wel dat het allesbehalve een eenvoudige zaak is, dat lief hebben. Het straatstof der eeuwen weet ervan mee te praten.
Ge kunt - u merkt wel dat ik de afgelopen maanden vaak in België ben geweest. Ik ben in Oedelem geweest, waar de katholieke parochie zich wil losscheuren van Rome, zoals onze H. Moederparochie ook gedaan heeft, en goed voorbeeld doet volgen - ge kunt nog zoveel liefhebben, als de liefgehad hebbende zich er niets van aantrekt, keert ge toch uw beenmasker. Ge wordt een oude zeur.
Op dit probleem heeft de christenheid iets gevonden: Jezus. Of eigenlijk: Jezus, Maria en Jozef, de Heilige Familie. U weet nog wel hoe wij dit hebben opgelost in onze H. Moederparochie: wij hebben een Heilige Drieëenheid, bestaande uit Jozef, die de schepping voor elkaar timmerde, Maria, de Moedergodin, en Jezus, het Heilige Kind. Zo zit het, en niet anders. U mag natuurlijk best geloven in die Heilige Geest, of in het maagd blijven van Maria, maar wij van de OKE verklaren u dan voor gek.
Hoe kan Jezus u helpen? Wel, het is echt een klip en klaartje.
Jezus houdt al van de gehele mensheid, dus ook van u. Jezus houdt ook van alle dieren, met uitzondering van de paling, omdat die niet geschubd geworden is, maar dat terzijde. Jezus houdt al van u. Wat kunt u dus doen: van Jezus houden. Quod erat demonstratium, zeiden we vroeger. Wat heerlijk is ons christendom!

dinsdag 19 augustus 2008

Op normale toon

‘The great enemy of clear language is insincerity,’ zei George Orwell eens. Daar heeft hij groot gelijk in gehad, natuurlijk, luister maar eens naar een dominee of een pastoor die je komt uitleggen over Jezus. Of luister maar eens naar oud-minister Winsemius, als hij de snelwegpanorama’s verdedigt. Die snelwegpanorama’s zijn stukken bos of wei die behouden moeten blijven, en die ook voor minder stress gaan zorgen bij autobestuurders, want die hebben, als ik het goed heb begrepen, nu kijkseconden. Ze gaan ook zorgen voor meer doden in het autoverkeer, zou ik denken.
Karel van het Reve heeft in 1978 in zijn Huizingalezing gehakt gemaakt van een bepaald soort taalkundigen. Het raadsel der onleesbaarheid heette die lezing, omdat hij door sommige teksten van die taalkundigen niet heen kon komen. Ik heb zijn stuk gelezen als een aanval op de oneerlijkheid.
U moet er maar eens op letten: een oneerlijk mens gebruikt vaak grote woorden. Of, als hij wat slimmer is, te gewone woorden. Gek, ik moet gelijk denken aan Obama.

Schreeuwen

- Gaat u zitten, meneer Visser.
- DANK U!
- Vertelt u eens.
- IK SCHREEUW!
- Dat had ik al begrepen, ja. Maar verder?
- IK SCHREEUW!
- En u wilt niet langer schreeuwen? Dan moet u zachter gaan praten.
- DAT KAN IK NIET!
- Dat kunt u niet?
- NEE!
- Maar u kunt uw stem toch gewoon matigen?
- NEE!
- Dat is me toch wat.
- JA!
- Het zou genetisch kunnen zijn. Schreeuwde uw vader ook?
- NEE!
- En uw moeder?
- NEE!
- Die spraken allebei dus op normale toon.
- NORMAAL, JA!
- Mmh. Kunt u ook ingewikkelde zinnen uitspreken, uitschreeuwen?
- JA HOOR!
- Zegt u me dan eens na: translocale constructieve intercontextualiteit.
- NEE!
- Waarom niet?
- DAT IS ONZIN!
- Mmh. Maar u schreeuwt dus altijd?
- JA!
- Maar als u bijvoorbeeld een boek leest...
- DAN NIET!
- Noemt u eens een schrijver die u waardeert.
- JONATHAN SAFRAN FOER!
- En wat is zijn mooiste boek?
- EXTREEM LUID EN ONGELOOFLIJK DICHTBIJ!

zondag 17 augustus 2008

Zo zacht

Goedemorgen, beste kijkers. Mijn naam is Bert Satters en we gaan meteen kijken naar het eerste onderdeel van deze zwemochtend, het floaten ofwel het drijven. Een nieuw onderdeel op de toch al volle wedstrijdkalender.
Daar worden de acht deelnemers het water in geleid, totdat ze in hun baan zijn, want u ziet wel dat ze er nooit op een normale manier kunnen komen. Hun benen zijn samengebonden en hun armen en handen zijn ook op een speciale manier vastgebonden rond het middenrif.
Daar gaan de deelnemers voor hun 50 meter drijven! Oei, de Hongaar Sandor Kasc beweegt! Dat zal wel een disqualificatie worden! Ja hoor.
Daar komt de Amerikaan... Heel mooi drijft hij daar! Amerika nu duidelijk op de eerste plaats, maar er zijn nog 45 meter te gaan.
De Italiaan probeert zichzelf nu vooruit te schreeuwen, maar dat heeft vooralsnog weinig effect. De Amerikaan ligt nog steeds eerste en wat ligt hij daar mooi. Anthony Kremelton, 23 jaar nog maar, maar wat een drijver!
Nu gaan we over naar het atletiekgebeuren. We zijn zo bij u terug.

Dank je wel, Bert. We zijn hier bij het zachte speerwerpen aangekomen. En wie staan daar? Onze beide broers Ter Wouden, Gerard en Kees, uit Driebergen. Gerard gooit de speer tien keer, Kees staat op de 11 meterlijn en vangt de speer op. Een jury bepaalt hoe het speerwerpen en speeropvangen is gegaan en geeft punten voor elke worp. Er zijn nu drie worpen geweest, 362 punten, dus dat is bepaald goed te noemen, al is het voor een wereldrecord natuurlijk niet genoeg. Gerard is zich nu aan het klaarmaken voor de vierde worp... Hij gooit, daar gaat de speer. Aiaiai! Dat kan natuurlijk de bedoeling niet zijn geweest, jongens. Controle kwijt, en dan krijg je dat. Maar Bert meldt zich weer!

Bert Satters, dames en heren. Wat ik al vreesde, is gebeurd: de Nederlandse deelnemer, Job van Oosten, is uit het water gehaald. Hij bewoog met zijn tenen, en dat is natuurlijk verboden.

Nog steeds ligt daar Kees ter Wouden, dames en heren. Het houdt het programma natuurlijk danig op. Daar komt de scheidsrechter aan, hij buigt zich over Kees heen en maakt het knock out-gebaar. Welnu, we hebben tenminste die 362 punten, moet je maar denken. Kees lijkt trouwens flink geraakt te zijn. Bert Satters!

Amerika wint! Amerika wint! Amerika... Nee, het is de Chileen die de 50 meter drijven wint. Twee: de Amerikaan. Drie: de Pool.

zaterdag 16 augustus 2008

Waardering

‘Ik vind uw blog zo zacht,
Zo pakkend van geslacht,’
Zei ons mevrouw Vercouter.

Het is heel mooi gezegd.
Uw Nederlands is slecht.
Ga ook naar Ben & Wouter.

vrijdag 15 augustus 2008

Hij verliet zijn gezin

- En dan is hier: Robert ter Gast! Welkom, Robert. Leuk dat je er bent.
- Dank u.
- Ik mag Robert zeggen, Robert?
- U mag mij noemen zoals u wilt.
- Robert, wat is er gebeurd sinds de laatste keer dat we jou in de studio hier hadden?
- Wel, er was...
- Want er is inderdaad wel wat gebeurd! We laten u nog even zien wat er in de studio gebeurd is, toen! Laat het beeld maar zien, regisseur! Komt het beeld eraan? Ja, het beeld komt eraan, dus kijken maar!
- Ouwe rommel. Ik ben het alweer vergeten.
- Ja, maar wij zijn het nog niet vergeten, Robert! Kijk! Voor dat soort acties heb ik nog steeds de grootste waardering. Maar wat er nu komt... Ziet u dat , dames en heren? Dat was een seconde na de televisie-uitzending. Daarvoor hadden en hebben wij geen enkele waardering. Weet je hoe dat komt, Robert?
- Nee.
- Dan zal ik het je eens uitleggen, Robert. Onze cameraman heeft het precies vastgelegd.
- Ik zou hier toch komen voor een ander onderwerp?
- Jazeker, Robert. Voor het uiteenslaan van je gezin, ja. Voor de verwerping van je ongelukkige vrouw Angela. Angela, wij staan achter je, hoor!
- Wat voor onzin is dit?
- Het is jammer dat Angela hier niet kan zijn, dames en heren. Zij had misschien iets kunnen oplossen.
- Angela? Oplossen?
- Jawel, Robert. Of Robèèèrt, zoals je je nu noemt.
- Wat een onzinnige...
- Voor we verder praten, Robert. Hier zijn de drie aanklachten: 1. heeft zijn scooter onderhands verkocht; 2. heeft, zonder verdere mededeling, zijn huis en goed verlaten; 3. heeft een pand betrokken te Rotterdam. Wat zijn daarop je antwoorden!
- Dat van Rotterdam klopt natuurlijk, dat geef ik toe.
- In elk geval, dames en heren, geeft hij dat toe! Maar verder! Want Angela wil ook wel enige antwoorden. Robert! Waarom verliet je je gezin?
- Dat is moeilijk uit te leggen.
- Moeilijk maar niet onoverkomelijk, neem ik aan, Robert? Geef even een doekje, dan kan Robert zijn gezicht afvegen.
- Dank u. Ja, waarom? Ik vond het gewoon niet meer in orde om het gezin in zijn organische samenhang te laten voortbestaan.
- En Robert ging dus weg.
- Inderdaad! Wel wetende dat ik sommige leden van mijn gezin, tijdelijk, in droefenis zou storten. Maar dat was puur een temporele toestand. Dat dat meer, heeft u nog een doekje?
- Jawel! Een doekje.
- Dank u, het is hier nogal warm, ziet u.
- Nogal warm, dames en heren. Zo ziet u hoe de knakkers te koop lopen. Dit was ons programma voor vanavond. Tot ziens! Tot de volgende keer!

donderdag 14 augustus 2008

Dagsluiting

Wie zal jou troosten, door priester G.W.L. van Calshuysen.
Goedenavond, beste kijkers. Deze laatste woordjes van de avond gaan over, ja, wat? Zoals alle mensen, alle leden van het menselijk geslacht, zult u zich ook wel eens hebben afgevraagd, een vraag die onder alle rassen en geslachten leeft als nooit tevoren, maar die al eeuwen leeft onder de mensen. Al eeuwen. Want het is niet zo dat nu pas deze vragen een leven zijn gaan leiden, nee, die vragen gaan al eeuwen rond. Decennia.
In de Middeleeuwen vroegen de eenvoudige boeren van het platteland rondom Leuven zich al af, en dat was een zeer terechte vraag, want eenvoudig mochten die boeren misschien zijn, maar er waren toch talenten onder hen te vinden, zoals de welbekende Cas van Pieren, over wie nog enige verhalen te vertellen zouden zijn. Welzeker! Maar dat is iets voor onze geschiedeniskundige collegae.
Het waren geschiedkundig overigens opmerkelijk vaak de eenvoudigen van geest die zich deze vragen stelden: de vrachtlieden, de eenvoudige tarwetelers, de vroedvrouwen. Het waren nooit de notariszoons, de klerken of de edellieden. Daar blijkt tenminste niets van uit hun geschriften. Nee, het waren de simpelen van ziel die zich die vragen stelden.
En die vragen luidden, simpel gezegd, zo. Het kwam in de zestiende eeuw wel voor dat zo een simpel iemand knijp zat, wat inhield dat zo een mens in de put zat. Nu zouden we zeggen dat zo iemand in een depressionele toestand terecht was gekomen. Ik heb er zelf weet van, hoe dat kan gebeuren. Een huisvader van een gezin kon zijn gezin niet meer onderhouden, en wat deed hij? Hij verliet zijn gezin. Dan is het altijd goed om een biechtvader te hebben, bij wie je terecht kunt met je vragen.
Waar gaat het om. In het leven heb je soms vragen die je kunnen intrigeren. Zoals bijvoorbeeld, en ik geef geen rangorde aan, want ik kreeg ook eens een vraag van een jonge communicant die mij vroeg: ‘Wat is de zin van het twaalfurig klokwerk?’ Haha.
Nee, wie moet u troosten, als u in nood bent? Wie? U bent niet in nood, u zit gemakkelijk op uw pinda’s te knabbelen. Dat weet ik, maar als u in nood bent. Wie zal u dan kunnen helpen? Het is met die gedachte, die vraag, dat oerprobleem van de wereld, dat wezensvraagstuk van het menselijk geslacht dat ik u tenslotte ter bedde zou willen geleiden. Een goede nacht, beste mensen.

woensdag 13 augustus 2008

Een zekere dwang

- Goedemorgen, meneer Van der Steem, gaat u zitten.
- Het is Van der Steen, met een tweepoot.
- Gaat u zitten. Terlaar, aangenaam.
- Dank u.
- U bent gekomen om ons een beetje te helpen, is het niet, meneer Van der Steen?
- Jawel.
- Mooi. Helpen waarmee?
- Met uw werk uiteraard, meneer Terlaar.
- Met ons werk.
- Met uw werk, ja.
- U kent ons werk.
- Jawel, van binnen en van buiten.
- Zo! Vertelt u eens, wat voor opleiding heeft u genoten?
- HBS-A.
- En verder?
- Verder niets.
- Dus u heeft geen speciale...?
- Nee, niets speciaals gedaan.
- Maar u kunt ons dus helpen.
- Jawel.
- Wel! Zegt u het dan maar, meneer Van der Steem.
- Van der Steen, tweepoot.
- Pardon ja. Dat komt door de drukte.
- Welke drukte?
- De drukte van ons werk nietwaar. De hele dag door.
- Daar hebben wij, van Van der Steen B.V., ook last van.
- Wat doet u?
- Wij zitten in de closetpottenbusiness.
- Interessant! Maar nu uw manier om ons te helpen met ons werk.
- Juist. Op de eerste plaats moet u een mannetje extra aannemen, voor de telefonische uitvoering.
- Vrouwtje mag ook?
- Vrouwtje mag natuurlijk ook. Kiest u dan wel zorgvuldig.
- Dat doen we altijd, meneer Van der Steen.
- Want u mag niet chantabel worden enzovoorts, u begrijpt me wel.
- Natuurlijk.
- Want dat is in uw kringen wel eens eerder voorgekomen.
- Ja ja ja, maar dat is voorbij. Over. Dagsluiting.
- Dat is goed om te horen, meneer Terlaar. Het is zaak dat u niet in de krant komt.
- O nee!
- Juist. Want ik herinner me nog dat in de Telegraaf stond dat uw bedrijf met de Britse premier...
- Dat bericht klopte helemaal niet. Pertinente onwaarheid!
- Maar het stond in de krant, toen.
- Jawel, maar...
- U moet niet in de krant komen. Punt uit.
- Oké.
- En als u wel in de krant komt, moet dat op een goede manier zijn. Met uitjes van uw personeelsleden op de Veluwe, of iets dergelijks. Of een dertigjarig personeelsschap van één van uw mensen.
- Zo lang bestaan we nog niet, hoor.
- Maar dat soort dingen. Dat kan. Andere dingen kunnen niet.
- U heeft gelijk.
- Dan nog een puntje, meneer Terlaar. De kleding van uw mensen.
- Wat is daar mis mee?
- Ik adviseer, die kleding zwart te maken.
- Helemaal zwart?
- Helemaal zwart, ja. Camouflagekleur.
- Dat zou een klap zijn voor onze kledingadviseur, hoor!
- Die kledingadviseur is, laat me raden, Nico Kingsveel?
- Dat heeft u goed geraden.
- Ontsla hem. Hij heeft geen verstand van zijn vak.
- Het zijn harde adviezen die u hier geeft, maar ik zal ze maar opvolgen.
- En nog iets, meneer Terlaar. Ik zie uw mensen rondlopen met een wandelstok.
- Uiteraard!
- Die wandelstok is totáál uit de tijd. U weet toch ook wel dat in deze moderne tijd iedereen rondloopt met in de rechterhand een tas of een tasje, en in de linkerhand een boterham? Of een mobiele telefoon?
- Mobíele...?
- Jawel. En zo moeten uw mensen ongezien door de massa’s wandelen, meneer Terlaar.
- U vraagt heel veel van onze organisatie, meneer Van der Steen.
- Nog iets. Hoeden worden weer gedragen. Zet uw mensen een hoed op, meneer!
- Een hóed!
- Ja, ik weet dat ik veel vraag van u. Maar uw bedrijf gaat mij boven alles, ik wil niets dan het beste.

dinsdag 12 augustus 2008

Eén per dag

Ik wil per dag één stukje of verhaaltje schrijven. Waarom ik dat wil, is mij ook niet duidelijk, maar ik wil het. In elk geval blijf je zo van de straat, nietwaar.
Je kunt het doen zoals de blogschrijvers het doen die het over de realiteit van alledag hebben: is er een oorlog in Afghanistan, dan schrijven ze over die oorlog. Is er een oorlog gaande in Georgië, dan schrijven ze daarover. Niemand van die jongens heeft het nog over de gevaren voor Estland, Letland en Litouwen, wat tamelijk vreemd is.
Maar zo doe ik het dus niet. Ik schrijf niet over zulke realiteiten, ik verzin alles wat ik schrijf. Ik schrijf, met andere woorden, frutsels.
Hoe maak je één frutsel per dag? Daar is een zekere dwang voor nodig, dezelfde dwang die Wouter van den Berg en ik onszelf opleggen in ons blog. Wij doen het zo. We hebben onszelf één verplichting opgelegd: de titel van je stukje moet komen uit het vorige stukje (dat in het geval van dat blog door de ander geschreven is). Het mooie is dat je op die manier vrijwel absoluut zeker tot een stukje komt.
Die dwang moet ik mezelf ook opleggen voor dit blog.