maandag 29 juni 2009

De uitstervende oesters

Het is gedaan, dames en heren. Ik heb 325 stukjes geschreven, bijna elke dag één. Ik heb dus bewezen dat het gemakkelijk kan. Ik heb dat bewezen voor mezelf.
Dit is het laatste stukje.

Tabee.
Ik ga verder op BBZ en natuurlijk op Ben, je bewéégt!

zondag 28 juni 2009

Ik ben te lui om het even uit te zoeken

‘If you wond lissen Hatzidakis the Greek komponist! Thanks!’
Deze mededeling ontving ik de afgelopen weken meermalen. Ik ken de muziek van die meneer Hatzidakis niet. Het zal wel een vrolijke potpourri zijn, nietwaar. De Frans Bauer van Griekenland misschien?
Ik heb er niet naar gezocht.
Dat doe ik normaal ook niet. Als er iets uit het leven van Jan Peter Balkenende in het nieuws is, zoek ik dat ook niet op. Als er iets uit het leven van zeg Anton Tsjechov bekend wordt, zoek ik dat wél op.
Zo was ik van de week zeer geïnteresseerd in het leven en de dood van Karel Boyle (1953-2008). Ik heb hem gekend. We hebben samen gestudeerd (‘gelanterfand’) aan de Universiteit te Leiden. Karel deed daar, zeg maar, het leven. Ik deed daar de overledenen. Tolstoj, Poesjkin, Garsjin.
Karel bestudeerde voornamelijk wat we nu met de uitstervende oesters moesten doen.
Zijn dood is nog steeds een mysterie.
Feiten: om half zeven ’s avonds komt hij thuis bij zijn liefhebbende vrouw Carla. Carola, neem me niet kwalijk. Ze wil, om wat voor reden ook, Carola genoemd worden. Een lieve vrouw, daar niet van, maar ja. Als je Sonja heet, dan moet je later niet gaan vertellen dat je eigenlijk Sonoja heet.
Feit nummer twee. Een half uur later wordt Karel dood gevonden in zijn fauteuil. Carla, pardon Carola, belt de ziekenwagen, de politie komt er natuurlijk achteraan. De lijkschouwer kan geen enkele natuurlijke doodsoorzaak aanwijzen.
Volgende feit: Karel was wel niet van de blauwe knoop, maar hij dronk toch weinig. Hij rookte ook niet, blowde niet, gebruikte geen cocaine enzovoorts.
Een plotselinge hartstilstand, zei Carla. Carola, bedoel ik.

zaterdag 27 juni 2009

Het is een grote opluchting

Je wenst natuurlijk niemand dood of zelfs ziek. Maar nu zijn er twee Amerikanen gestorven: Farrah (Sarah, misschien? Ik ben te lui om het even uit te zoeken) Fawcett en Michael Jackson. Over die twee zijn een paar dingen te bedenken.
Eerst maar eens mevrouw Fawcett. Die acteerde indertijd zo hemeltergend slecht in Charly’s Angels, dat alleen haar aanwezigheid in die serie voor mij aanleiding is geweest de tv uit te doen. Ze kan verder heel uitstekende kwaliteiten hebben, hoor, maar als actrice was ze een nul.
Dat zo iemand eens een keer dood gaat, dat kan gebeuren. Niets vreemds.
Michael Jackson is een ander geval. Er wordt van hem gezegd: hij heeft de popmuziek opnieuw geschreven in de jaren tachtig. Ik weet niets van de popmuziek van de jaren tachtig, maar ik weet één ding: hij heeft niets opnieuw geschreven. Hij páste gewoon in die jaren tachtig. De jaren van het grote graaien, die nog een tien of vijftien jaren doorgang zouden vinden.
Met het geld dat hij in die jaren tachtig verdiende, heeft M. Jackson Neverland opgericht, een kindersprookjestuin.
En dat zou gekomen zijn, zeggen nu Ad Visser et cetera, omdat het in zijn jeugd al zo fout was gegaan. Hij kon alleen met kinderen omgaan. Ja, misschien is het fout gegaan in zijn jeugdjaren. Misschien is het wel fout gegaan van zijn vijfde tot, miljoenen dollars later, zijn twintigste jaar. Maar een mens groeit toch op, zou ik zeggen.
Als je vijftig jaar bent geworden, weet je: het is anders dan toen ik tien of twintig was. Tenzij je helemaal crazy bent.
Dus: het is jammer dat hij die Demerol heeft zitten slikken (dat weet iedere gebruiker), het is ook jammer dat hij zichzelf blank heeft laten maken en zich de lippen van Elizabeth Taylor heeft aangemeten en de neus van ik zou echt niet weten wie.
Het is allemaal jammer, maar God, wat een genoegen dat we zijn muzak niet meer hoeven horen!

vrijdag 26 juni 2009

We zijn ontzettend blij

Maar blij zijn we vooral voor onze Here Jezus. Nu kan hij niet meer beledigd worden, na dit wetsontwerp. Het is een grote opluchting voor al onze protestanten, waar ook, dat dat niet meer is toegestaan.
‘Dus een schurk kun je Jezus dus niet meer noemen?’
Uiteraard niet.
‘Of een flauwe slaaf?’
Uiteraard ook niet.
‘Een slaaf?’
Ook dat mag niet meer.
‘Wat mag je dan wél van die man zeggen?’
Die man, dat is al verboden.
‘Of neem: een humorloze vent?’
‘Nee, dat mag ook niet meer.
‘Terwijl dat toch de enige echte waarheid is.’
Mag niet!
‘Dus ik mag Jezus — die volgens mij nooit bestaan heeft — niet een onverstandige kerel noemen?’
Dan spreekt u in strijd met de wet, inderdaad.
‘Terwijl het een zeer bekakt persoon was.’
U gaat wel zéér ver, meneer!
‘Leest u het Nieuwe Testament er maar op na.’

donderdag 25 juni 2009

Zoveel materiaal

Grote ontdekkingen zijn gedaan langs de Dirkswoudse Noordvaart, deze middag. Het ontstaan van de mens is opgelost.
Kapelaan Van der Made hierover: ‘We zijn ontzettend blij met deze ontdekkingen door de Archeologische Dienst Dirkswoud, waarvan ons lid van de kerkeraad, meneer Gerard Pleunstra genoemd mag worden. De heer Pleunstra heeft misschien wel de belangrijkste ontdekking gedaan van het hele team.’
Welke ontdekking?
‘Hij heeft de schedel gevonden van de oudste Dirkswoudenaar. En uit die schedel blijkt: 1. dat wij helemaal niet afstammen van de Batavieren of de Kaninefaten; 2. dat wij een afzonderlijk volk zijn geweest; 3. dat wij altijd christelijk zijn geweest.’
Altijd christelijk?
‘Jazeker! Wij hebben een uit dezelfde periode stammende rozenkrans gevonden, óp de schedel van de oudste Dirkswoudenaar!’
Van welk jaar is dan dat skelet?
‘Het is maar een schedel, maar wij schatten dat het van het jaar 400 is.’
Daarvóór moeten toch ook...?
‘Jawel, maar er zijn aanwijzingen, op die schedel, dat op het lichaam van de eerste Dirkswoudenaar aan de áchterzijde zich vleugels moeten hebben bevonden.’
Dat weet u zeker, kapelaan?
‘Dat vermoeden wij zeer zeker, ja.’
Op grond waarvan?
‘Op grond van ons vermoeden dat het indertijd van engel naar mens is gegaan.’

woensdag 24 juni 2009

Maar niets hielp. De grote woede!

Zoals één van mijn grootste fans het al zei (in een private communicatie): je moet stoppen met praten over Wilders en over de politiek, want wat je daarover zegt is obligaat.
Grrh. Dat was mijn eerste reactie. Maar hij heeft wel gelijk.
Daarom vertel ik u nu iets over de jónge Geert. Venlo, in die jaren, was een oord waar men de vrijheid groot schreef. Je pikte zo nu en dan eens iets, je smokkelde dan eens iets. Ach, u weet wel wat er soms gebeurde.
Er was toen een smokkelbende van, ik meen, Turken, Limburgers en Marokkanen, die uit waren op zekere kwaliteitsartikelen van de Nederlandse industrie. Schoenen, bontjes, noem maar op. Ik spreek over de jaren tachtig.
Dat waren overigens de jaren voordat Geert zich blond begon te vertonen!
Ik heb zekere aanwijzingen dat Geert zich schuldig heeft gemaakt aan, laat ik maar zeggen, rare transacties met landen als Saoudi Arabië. Iran.
Ik verwacht dan ook zijn dirécte afwijzing van de regimes daar.

P.S. Hier ziet u wat er kan gebeuren als je een goed advies in de wind slaat: een uitermate slecht stukje. Terwijl er zoveel materiaal klaar lag om te gebruiken: neem alleen maar de wijze waarop de PvdA zo vrindelijk onze premier in het zadel heeft gehouden bij die Catshuisbrand.

dinsdag 23 juni 2009

Dat verandert niets aan de zaak

‘Maar ik herinner me nog dat we samen liepen over De Poort. Zo elegant! Zo klassiek! Jij liep in het zwart.’
‘Het grijs.’
Whatever the colour! We liepen samen over De Poort, en nooit meer hebben we zo gelopen als daar, Ben. Maar daar is wel wat voorgevallen.’
‘Ja.’
‘Je pakte me daar vast op een wijze die een getrouwde vrouw niet kon... bijstellen.’
‘Je had het misschien kunnen corrigeren.’
‘Misschien ja. Maar toen mijn man, de goede Jan Kramer, eenmaal op het toneel verscheen...’
‘Op het toneel verscheen inderdaad!’
‘Toen was het goed mis.’
‘Toen was het mis, ja. Ik heb de heer Kramer dan ook toegesproken: er is niets aan de hand, heer Kramer! Maar niets hielp. De grote woede!’
‘En begrijpelijk, Ben, gezien de heerlijke vouw van je rechterhand om mijn billen.’
‘Noem het maar zo, Caroline, nog steeds zijn je billen het aangenaamste deel van je lichaam! Zelfs na vijftig jaar, dat verandert niets aan de zaak.’
‘Mijn billen?’
‘Juist. Een heviger stel andere billen kan ik me niet voorstellen, Caroline!’
‘Die kun je je natuurlijk wél voorstellen, maar dat zeg je me niet. Hufter!’
‘Nee, echt, lieveling, zoals we daar toen liepen, dat was heerlijk.’

maandag 22 juni 2009

Sommigen zullen omkomen

Volgens de heer Kees Vrunnik is het nu wel duidelijk: ‘Met het proces dat we gewonnen hebben tegen de Oostgelderse, de Overijsselse en ook de Brabantse gemeenten kunnen we vooruit. Goed, ze proberen nog een cassatie, maar dat verandert niets aan de zaak. We hebben gewonnen, en het wolventeam mag dus zijn gang gaan.’
Het wólventeam?
‘Jawel. Een team van mensen dat van wolven houdt. Er zijn ook mensen die van, laat ons zeggen, scooters houden. Dat mag, dat kan ook.’
Maar wólven?
‘Jazeker. Wolven hóuden van mensen.’
Wólven?
‘Ja. Wolven zijn in dat opzicht hetzelfde als schapen. Een wolf zal je nooit aanvallen, bijvoorbeeld, tenzij je daar zelf om vraagt. Dat zit niet in het karákter van de canis lupus.’
En u wilt dus wolven gaan uitzetten in het oosten en het zuiden van Nederland.
‘Ja. Als proef, hoe de beesten zich houden tussen de usurpatoren, de mensen, van deze wereld. En daar laten we het niet bij, dat zult u wel begrijpen.’
U bedoelt, het hele land komt vol wolven te zitten?
‘Nee, meneer. Ik bedoel slangen, krokodillen, beren, panters! Allerlei soorten dieren die wij de afgelopen eeuwen hier hebben uitgeroeid! Leeuwachtigen!’
Leeuwach...?
‘Jazeker, meneer! Het is simpelweg een kwestie van groen denken!’
Maar dat is toch gevaarlijk wat u voorstelt?
‘Dat gevaar zit maar tussen uw oren, meneer!’

zondag 21 juni 2009

Ontslá zo’n man meteen

Heren. Dames ook. Dank dat u allemaal op deze bijeenkomst gekomen bent. Mijn naam is Herman Potin. Dank u, dank u. Ik word in de media wel gezien als de crisisgoeroe van Nederland, maar zo hoog op het podium sta ik nog niet.
We moeten ten eerste het systeem financieel weer op orde zien te brengen. Ik neem even een drankje tussendoor. Dus: schaf alle uitkeringen af. In één klap. AOW, AWW, AWBZ, WW, weduwen en wezen, bijstand, of hoe het ook allemaal mag heten: afschaffen! Wat komt er dan voor in de plaats, zult u vragen. Niets komt ervoor in de plaats. Het is het einde van het paradijs, dames en heren.
Goed. Sommigen zullen omkomen. Maar dat doen ze voor een goede zaak: een stabiele economie!
Een stabiele economie is ook gebaat bij het recht dat de sterkste heeft: u moet dus overleven, en niks anders is belangrijk. Neem Corus, de vroegere Hoogovens. Nagenoeg failliet is het, en nu kunnen we wel zielig gaan zitten doen, maar het staal kan ook in India gemaakt worden. Ga daar dus heen, dames en heren! Daar zijn nog tallozen die voor een reëel loon staal kunnen maken.
Dit verhaal geldt natuurlijk ook voor uw eigen inkomsten. Die worden aan banden gelegd in dit land. U kunt niet meer als, noem maar op, zorgdirecteur een inkomen gaan verdienen van driemaal een ministerssalaris, want men wil, daar komt het nare woord, dat u solidair bent. Ook een directeur van een woningbouwvereniging kan dat niet meer doen.
Wat staat u te doen in deze moeilijke tijden? Ik neem weer even een drankje. Gezondheid! Prosit, dank u wel! In deze moeilijke tijden staat u maar één ding te doen. Opstappen! Maar dan wel gezamenlijk! Proost! Dus niet blijven hangen, meneer Borghouts, maar ópsjtappen.
Het is nog niet zo lang geleden dat ik eens in het ziekenhuis was, ik neem even een slokje, beûh, pardon. Waar was ik.
Het kan dus véél beter in Nederlang! In Nederland, bedoel ik. Veel beter. Ober, doe nog een cognacje, ja? En wie voor vichvelf kan vorgen, voalf u, mevrouw op de eerfte rij. Ik bedoel u niet, ik bedoel die andere mevrouw, met die grijve fjaal. Help Nederland ruit! Prooft!

zaterdag 20 juni 2009

De AVP

Gisteren maakten wij al melding van de AVP, vandaag doen wij dat weer. Wij kregen namelijk een telefoontje van de heer Gérard Ternoît, wonende in het prachtige Valksmeide, die ons voorhield dat de AVP al lang bestónd.
‘Het is niet een zomaar ontstaan partijtje,’ zegt de heer Ternoît, ‘wij vertegenwoordigen een breed gevoelen in de samenleving! Al 43 jaren timmeren wij aan de weg, al sinds de 28ste april 1966 verkondigen wij onze boodschap. Wij zijn ook niet tegen dat kinderachtige voetbalspel, iedereen die zich daaraan wil verlustigen, moet dat maar doen. Wij zijn een voorstander van het sjieke snookerspel. Maar dat is onze eigen — sigaartje, heren? Cognacje? Of het cricketspel. Wij vertegenwoordigen, zei ik net al, een breed gedragen gevoelen in de samenleving. Namelijk van de grote hekel die iedereen heeft aan velours. Velours, zegt u, wat is daar zo erg aan?’
‘U bedoelt, middeleeuwse toestanden.’
‘Dat ook, het koninklijk huis enzovoorts. Het koninklijk huis kan ook wel gesloten en afgeschaft worden natuurlijk. Maar laat ik een hedendaags voorbeeld kiezen. Die man van Noord-Holland, die nu Commissaris van de Koningin daar is. Overbodige functie natuurlijk, maar goed. Hij zit daar, en daar wil hij niet weg. Borghouts wordt daarnaast ook nog eens voorzitter van de IJsselmeerziekenhuizen en laat daar een ongelooflijke troep na. Later wordt hij nog eens voorzitter van het ABP, laat hij ook weer een troep na. Je zou zeggen, en dat zegt mijn AVP ook, ontslá zo’n man meteen want hij deugt niet!’
‘U bent voor grote maatregelen, begrijp ik.’
‘Grote maatregelen, dat weet ik niet. Wie aan zijn velours blijft plakken, die moet weg van de AVP.’

vrijdag 19 juni 2009

Misschien zie ik dat verkeerd

We zijn in De Gegarneerde Sjaal aan de Noordvaart te Dirkswoud, bij de oprichting van de AVP, de Anti Voetbal Partij. Voorzitter van het geheel is de heer Dirk Klatermans. De heer Klatermans was eerder lid van de PEP, de Pro Europa Partij, die zoals u weet weinig stemmen heeft gekregen.
Gelukkig konden wij in de drukte een gesprek hebben met de heer Klatermans.
- Dat is weer een heel andere club, nietwaar, meneer Klatermans?
- Een heel andere, en een zeer enthousiaste club.
- Het leken inderdaad wel voetbalsupporters.
- Nou... onze leden zijn wel enthousiast, maar ze zijn toch niet zo gewelddadig.
- Goed. Wat zijn uw punten waar u mee met land in wilt gaan?
- Eigenlijk is dat maar één punt: schaf het Nederlandse voetbal af!
- Een one issue-partij dus.
- Ja, wat is daar verkeerd aan? Collega Wilders heeft ook maar één punt.
- Daar heeft u gelijk in. Maar waarom moet het Nederlandse voetbal afgeschaft worden?
- Omdat daar zeer veel dingen achteraan komen. Je bent bijvoorbeeld ook bezig de absurde beloningen voor sommige min of meer getalenteerde voetballers af te schaffen.
- Die gaan naar het buitenland.
- Laat ze maar gaan.
- Oké.
- Je schaft ook de supportersverenigingen af. De legioenen. De overlastbezorgers, daar ben je in één klap van af.
- Mooi.
- Ook de vertegenwoordiging van dit mooie land in het buitenland wordt beter, want er is geen nationaal elftal meer, dus zijn er ook geen nationale supporters meer, met die rare Ruud Gullit-koppen enzovoorts.
- U bedoelt, die rare oranje idioten.
- Inderdaad. En wij willen dit bereiken door de NOS te verbíeden nog langer een seconde van het voetbal uit te zenden. Ook door zulke gigantische opcenten te berekenen dat geen enkele zender het kan opbrengen.
- U moet er wel een geweldige hekel aan hebben.
- Ik heb geen hekel aan het voetballen zelf, maar aan de gevolgen ervan in het publieke domein. Zo’n Christiano Ronaldo, die van Manchester naar het armoedige Real Madrid gaat voor 94 miljoen pond of euro—dat is toch geen voorbeeld voor onze jeugd, zegt u nu zelf!

donderdag 18 juni 2009

Nu een wat groter gebied

Ik lees nu het boek De vis in ons, een vertaling van het in 2008 verschenen Your inner fish. Het werd geschreven door Neil Shubin. Een goede schrijver. Zo zijn er wel meer paleontologen en biologen die goed kunnen schrijven, ook in Nederland. Shubin ken ik uit de krant van een jaar of drie geleden. Hij had iets in Science gepubliceerd, dat opwindend was.
Hij had namelijk op Ellesmere Island, in het noorden van Canada, het eerste fossiel van de 380 miljoen jaren oude tiktaalik gevonden. Het eerste bewijs voor Darwins stelling dat de mens (of de buffel of de olifant of het aapje) uiteindelijk uit de zee moest zijn gekomen.
In zijn boek zegt Shubin, kort gezegd, dit: kijk eens naar de bovenarm van de mens. Eén bovenarm, daar zitten twee onderarmbenen aan, en daaraan zitten weer talrijke beentjes, en uiteindelijk de vijf vingers. Hetzelfde zie je bij álle levende wezens, behalve (zou ik menen) de insecten. Maar misschien zie ik dat verkeerd. Hij heeft bij die tiktaalik hetzelfde gevonden: het beest kon zich oprichten met zijn voorvinnen. Dat was ook wel handig , want het had net als een krokodil zijn ogen niet zoals een gewone vis zijwaarts maar voorwaarts gericht, ogen op zijn kop dus. Het had ook een nek. Het had ook schubben.
Het zou kunnen dat de tiktaalik in zeer ondiep water heeft geleefd of zelfs het land op is gegaan. Waarom zou het beest dat willen doen? Om te voorkomen dat het wordt opgegeten natuurlijk.
In die tijd moeten de eerste longen zijn ontstaan (zie de longvissen).
Het boek is zo interessant (en zo goed geschreven) dat ik er nog wel een tijdje mee bezig zal blijven.

woensdag 17 juni 2009

Geboren te Limmen

Limmen ligt zo’n 13 kilometer ten zuidzuidoosten van Egmond aan Zee, en valt dus binnen de begrenzingen van mijn heimweezône. Die zône lag vroeger, toen ik nog in Limmen woonde, tussen Uitgeest, Castricum, Bergen, Alkmaar en nog iets in het oosten, waar ik nooit geweest ben. Dat is nu een wat groter gebied geworden (ik kan zelfs zeggen dat Amsterdam ertoe behoort), maar een bereisde Roel zal ik nooit worden.
Limmen valt het best te bereiken (per auto of per fiets) als u de Herenweg volgt tot voorbij Egmond-Binnen, en dan de Limmerweg insteekt. De naam zegt het al, het is een prachtige weg.
Toen ik nog in Limmen woonde en 14 of 15 jaar oud was, heb ik die Limmerweg vaak afgefietst. In mijn eentje, want ik wist niet of er medestanders zouden kunnen zijn. Ik fietste dan (met een boek onder mijn bagagedrager) die Limmerweg af, en ging aan het eind, op de Herenweg, niet rechtsaf naar Egmond maar linksaf, richting Bakkum.
Ik had daar namelijk, bij het kleine sanatorium aan de Herenweg, een plek gevonden waar ik mij wel bevond. Je moest dan eerst door het Castricummer of Bakkummer Bos richting de Bakkummer duinen fietsen en lopen, en dan was daar het machtig mooie plekje, waar ik mijn boek ging lezen. Ik zou die plek ook nu nog blindelings kunnen vinden, hoewel ik er sindsdien niet meer ben geweest.
De laatste keer dat ik er geweest ben, deed ik precies hetzelfde als wat ik net beschreven heb. Ik ging daar zitten en pakte mijn boek. Ik weet ook nog welk boek het was. Het was Der Prozeß van Franz Kafka, want ik vond dat ik dat in het Duits moest kunnen lezen, en het gebruik van woordenboeken is mij altijd vreemd gebleven.
Op die middag gebeurde er iets — het siddert me nu nog voor de ogen — waardoor ik alle vertrouwen in de menselijke goedheid verloren heb. Stel u voor: een bleke jongeman zit met zijn rug tegen een boom te lezen in een boek. Links van hem komen drie jongens van ongeveer achttien jaar plotseling uit het duin tevoorschijn. Ze voetballen. Ze schoppen een bruine bal — expres! — tegen mij aan. Vervolgens gebruiken ze mij als voorwerp om tegenaan te trappen. Met zijn drieën. En nog erger: ze nemen Der Prozeß in beslag en gooien het ergens, ver weg. Mijn bril (ik ben al sinds mijn negende jaar brildragend en zonder die bril kan ik niet goed leven) wordt van mijn gezicht getrokken en kapot getrapt.
Ik ben nooit meer op die plek geweest.

dinsdag 16 juni 2009

Dat gedrag heb ik ook daarna volgehouden

Ik werd vandaag voorgeleid, of hoe heet het, aangehouden door de politie. Niet door de gemeentelijke politie, maar door twee agenten van de Alkmaarse politie. Ze zeiden ook hun namen: Gert van der Dreef en Jan Doorneweerd. Politie Alkmaar, zeiden ze, wilt u instappen?
Ik had wel de hele dag de filmpjes over Iran zitten volgen, maar ik stapte gewoon in. Ze lieten me ook gewoon het internet afsluiten enzovoorts, het waren beleefde politieagenten.
Wat kon mij gebeuren? Ik probeerde me te herinneren wat ik de afgelopen vijf jaren zoal fout had gedaan. Er kon mij niets gebeuren.
Met de officier van justitie te Alkmaar ontspon zich echter het volgende gesprek.
- U bent?
- Engelbertus Johannes Maria Hoogeboom.
- Geboren?
- Op 24 september 1953.
- Te?
- Limmen.
- Dan bent u dus?
- 55 jaren oud.
- Geboren te Limmen, zeg je!
- Zegt u, mijnheer.
- Dan bent u de meneer die wij zoeken, heer Hoogeboom!
- Waarvoor, als ik u mag vragen?
- Wel! Voor de aantekeningen die u heeft gemaakt tegen onze heer Wilders!
- O! Ik wist niet dat dat niet mocht, meneer.
- Dat is inderdaad niet toegestaan!
- En waaróm...
- Dat is niet langer toegestaan! Basta.
- Op grond van welke regel uit de grondwet?
- De precieze regels ken ik niet, maar het is niet langer toegestaan kritiek uit te oefenen op een parlementariër zoals de heer Wilders.
- De heer Wilders voelt zich daardoor bedreigd?
- Ja!
- Dat is toch jammer!

maandag 15 juni 2009

Enige vorm van schadevergoeding

Enige vorm van schadevergoeding moet ik misschien betalen. Ik ben in mijn leven bij diverse theatervoorstellingen geweest. Bij een uitvoering van het verschrikkelijk slechte Vrijdag van Hugo Claus (slecht omdat het slecht geschreven is). Dat werd opgevoerd in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Ik ging er alleen heen, zat in een bovenzaaltje als het ware, en ik verveelde me al na een minuut, zoals je je ook verveelt na een minuut bij een stuk van Gerard-Jan Reinders.
Sommige mensen willen nu eenmaal teveel zeggen, en dat gaat je tegenstaan. Vanaf het begin al.
Wat ik bij Vrijdag deed, valt eigenlijk niet goed te praten. Ik maakte de rode zitting en rugleuning kapot door er stukjes uit te branden met mijn aansteker.
Dit gedrag heb ik ook daarna volgehouden. Ik schaam me daarvoor, maar het is niet anders geweest. Bijvoorbeeld theater De Vest te Alkmaar heeft zeer te lijden gehad van mijn aanwezigheid. Ik herinner me een stuk van Tsjechov, dat opgevoerd werd met steigerpalen en juten zakken. Verschrikkelijke opvoering. De stoelen van vóór en van na de pauze hebben het nètaan overleefd.
Waar komt dit gedrag vandaan, zult u mij vragen. Het moet wel te maken hebben met mijn katholieke opvoeding. De katholieke mis was ook zo’n afschuwelijk gebeuren. Een mis met drie heren (voor de niet-katholieke lezers: dat is een mis met een priester en twee bijpriesters. En misdienaars natuurlijk. En met een orgel) was eens aanleiding de kerkbank waarin ik zat in brand te steken (met lucifers).
Nog steeds vind ik dat een goede actie.

zondag 14 juni 2009

Dat doen wij dus niet meer

Wij, van Ben Wessels Houtfabricage en Houtopslag, doen u een bekentenis, inwoners van Egmond aan Zee en omstreken. Zelfs vóór het proces dat u tegen ons hebt aangespannen, was het ons al duidelijk dat we onze medewerkers beter moesten instructioneren. Dat hebben wij dan ook gedaan, en er zijn de afgelopen twee jaar dan ook geen incidenten meer voorgekomen.
Instructie één voor onze chauffeurs was: houdt u aan de verkeersregels in het dorp! Daaraan heeft, op een enkele uitzondering na, elke chauffeur zich gehouden.
Instructie twee was: los uw hout zo voorzichtig mogelijk! Ook aan deze instructie heeft men zich gehouden, de afgelopen twee jaar.
U zult wel begrijpen dat de houtfabricage een enórm onderdeel vormt van onze plaatselijke economie. Geen hout, geen economie — dat zeggen wij zelf wel eens. Geen hout, geen cent te makken.
Over het incident van twee jaar geleden moeten wij ons echter schamen, zegt de rechter. En inderdaad: wij schamen ons daarvoor! Wij schamen ons ervoor dat chauffeur Dirksma (inmiddels ontslagen, om andere redenen) zijn vrachtwagen zó heeft ingekeerd tot ons terrein dat het huisje van mevrouw Ella Draaimeier teloor ging. Gelukkig was zij zelf niet thuis.
Ter verdediging van Dirksma (en dus van Ben Wessels Houtfabricage en Houtopslag) moet toch wel gemeld worden dat het huisje in kwestie precies in de weg zat. Dat was dan ook de reden waarom wij niet tot enige vorm van schadevergoeding konden overgaan.
De rechter heeft beslist dat wij wél tot schadevergoeding moeten beslissen, maar daar kunnen wij nog tegen in beroep gaan, dus dat is nog niet geheel geregeld.
Wij zoeken nog: één houtchauffeur, rond de 25 jaar, ervaring met lange transporten hebbend.

zaterdag 13 juni 2009

Gevaar is uitgesloten

- Goedemorgen, meneer Hoogeboom.
- Een goedemorgen, mevrouw.
- Blij dat u een half uurtje over heeft voor onze uitzending van Radio 90.
- Uiteraard.
- Luisteraars, we hebben bij ons de man van de keien.
- Inderdaad, de Verbeterde Hoogeboom Keien. Voor een gezond volk.
- U heeft groot succes met de keien, verschillende mensen hebben gereageerd met mededelingen van toenemende gezondheid. Zegt u eens, meneer Hoogeboom...
- U mag Ben zeggen.
- Meneer Hoogeboom, wat zit er nou precies in die keien van u?
- Moet ik het scheikundig doen, of in gewoon Nederlands?
- Doet u dat laatste maar.
- Wel, in de keien die wij zo luchthartig aan het Nederlandse volk aanbieden, zit het gezondmakende ammoniet-citraat. Ammoniet-citraat is een zéér oude stof, dat gaat ééuwen terug. Nee, dat gaat miljoenen jaren terug. Dat gaat terug tot de tektonische vorming van de Pyreneeën. Hoogeboom Keien is er in geslaagd een meetcarillon te ontwerpen dat het ammoniet-citraat zeer precies kan opsporen. Want het is niet meer te zien in de kei, in de steen. Het is een onzichtbare stof.
- Maar hoe meet u dat dan?
- Dat hoort tot de geheimpjes van het vak, mevrouw. Wij gaan in het voorjaar, als de ergste stormen voorbij zijn en als de sneeuw is verdwenen, naar de Pyreneeën met ons meetcarillon. Daar meten wij de situatie en bepalen wij welke keien geschikt zijn. Die keien nemen wij mee in onze vrachtauto’s en bewaren wij voor onze Nederlandse, zeg maar, klanten.
- Hoe groot zijn die keien ongeveer?
- Dat verschilt natuurlijk, maar je moet denken aan keien van twee meter hoogte.
- Bij de heer Stapeleer stond een kei van maar een meter hoog.
- Dat was wat we éérst deden. Die kei gaven we dan af zonder volledige garantie. Die volledige garantie kunnen we nu wél geven, denk aan het hoge gehalte ammoniet-citraat dat u in huis haalt.
- De heer Stapeleer is bijvoorbeeld van zijn trap gevallen.
- Dat bedoel ik: geen volledige garantie. Dat is over. Dat doen wij dus niet meer. Wij hebben nu keien gekozen die absoluut de garantie geven.
- Dit was weer Het groene gebaar op Radio 90. Dank u wel, meneer Hoogeboom!

vrijdag 12 juni 2009

Tegen allerlei onheil

Tegen allerlei onheil — darmkanker, hartkwalen, verlaagde nierfuncties, leverabnormaliteiten, herseninfarcten, pissen in bed — bestaat nu ook de Verbeterde Hoogeboom Kei. U kunt onze Kei aanschaffen, zie onderaan dit artikel.
Onze Kei wordt elk voorjaar, niet later dan 20 mei, gewonnen in de Pyreneeën. Want daar zijn de ziektes onbekend en onbestaanbaar. Daar leeft men voldaan, door de nabijheid van de Keien.
Waardoor komt dat? Het komt voornamelijk door de steensoort, die men alleen dáár kan vinden. Vooral in de Pyreneeën vlakbij Laruns. Men moet bedenken dat de Cro Magnon-mensen in die buurt nog het langst geleefd en de rotsen betekend hebben!
Met een fractie van die betekeningen kunt u dus beter worden! U kunt net zo sterk en levensrijk worden als de Cro Magnon-mens.
Dat is dan ook de zegening die uitgaat van de Pyreneeën, en die ook uitgaat van ons bedrijf, dat elk jaar opnieuw uitgaat om de Keien te vinden en te bewaren voor U.
Er zijn mensen die hun Kei in hun voortuin zetten, en die dan denken: gevaar is uitgesloten. Dat is niet het geval. Zet uw Kei in de kamer in uw huis waar u het vaakst verblijft. Gaat u eerst na welke kamer dat is, en zet u de Kei dan daar neer. Het moet een huisgenoot worden. Weest u bijvoorbeeld niet bang om de Kei naast uw provisiekast te zetten, of naast uw tv.
Anderzijds zijn er mensen die de Kei vóór hun televisietoestel zetten. Dat is ook niet goed. Sleept uw keien opzij.
Het kostenplaatje. Dat is het eerste waar de mensen aan denken, in deze crisistijd. Wel, de kosten zullen u enorm meevallen. Stel dat uzelf om zo’n kei moest uitgaan: een reis naar de Pyreneeën, een week zoeken naar een geschikte kei (en maar hopen dat u hem vindt!), en dan nog de reis terug naar huis. Dat wordt u allemaal bespaard door onze uitstekende service.
U belt eenvoudig 06-25163922, u krijgt een elegante telefoniste, die u uitlegt dat u voor een simpel bedrag van € 2649,- een Kei krijgt thuisgestuurd! Doen hoor!
VOOR EEN GEZOND VOLK: DE VERBETERDE HOOGEBOOM KEI!

donderdag 11 juni 2009

Mensen die voor een God knielen verschillen in niets van mensen die voor Hitler knielden

De mensen die vóór Hitler waren, knielden natuurlijk niet voor hem, maar staken ferm hun rechter hand op. Daar reageerde Hitler dan op door flauwtjes een rechterhand omhoog te doen. Zo van: ik heb jullie wel gehoord, mensen.
Het zijn dezelfde rituelen als bij de christenen of de moslims of de joden of welke andere gelovigen ook. Daar is een God, en we hopen en verwachten dat die God iets voor ons zal doen. Dus staken al die moffen hun rechterarm ferm omhoog, Heil Hitler zeggende.
Hetzelfde hadden de vroegere communisten overal ter wereld. Die hadden een blind vertrouwen in Stalin.
Uit het feit dat ik zonet die drie godsdiensten noemde (drie godsdiensten uit de vele die er bestaan), kun je al constateren dat geen van die godsdiensten het bij het rechte eind kan hebben. Als Jezus het bij het rechte eind had, dan heeft Mohammed of een van die Indusgoden het niet bij het rechte eind. En omgekeerd. Wetenschappelijk is nooit geconstateerd dat Jezus of Allah of Boeddha het bij het rechte eind hadden.
U kunt dan nog, gelovig als u bent, tegenwerpen: het geloof is niet wetenschappelijk te bewijzen, het geloof is een gevoel. Daarop zeg ik: alles is wetenschappelijk. De hele wereld is wetenschappelijk. En er valt niet te bewijzen dat bijvoorbeeld Allah bestaat of bestaan heeft, ooit.
Uit dat niet-bewijsbare zou je kunnen concluderen: ik geloof nergens meer in. Tenzij het bewezen is.
U mag natuurlijk best geloven dat God er was of is, of dat Jomanda gelijk heeft dat u geen borstkanker heeft, u mag best een steen aan een ketting dragen en geloven dat die steen u tegen allerlei onheil zal beschermen.
Zo geloof ik bijvoorbeeld, hoewel ik er geen bewijs voor heb, dat die studenten en arbeiders op het Plein van de Hemelse Vrede twintig jaar geleden, gek geworden zijn. Teveel gegokt hebben, met het gelijk aan hun zijde. Ze hadden moeten stoppen met die demonstraties, vertegenwoordigers met de regering moeten laten praten enzovoorts.
Zo geloof ik ook, zonder enig bewijs, dat Geert W. geen nieuwe Hitler is. Hij doet wel alsof hij het is, maar dat maakt geen indruk. Hij haalt wel geld op in Amerika enzovoorts, en zijn volgers gaan wel naar Tibet, pardon, naar Israel om daar contact te zoeken met de meest rechtse elementen — dat maakt hem nog tot geen nieuw Hitlertje.
Veel zou kunnen worden verholpen door goed onderwijs, geloof ik. Het wordt weer tijd voor een nieuwe schoolstrijd. Geen islamitische, geen katholieke, geen christelijke scholen meer. U krijgt alleen geld als u uw kinderen het ABC leert.

woensdag 10 juni 2009

Er moest een baantje gevonden worden

Ja, jongen. In 1946 waren we net vrij en ik dacht: wat moet ik nou met mijn leven. Ik had in de oorlog allerlei dingen meegemaakt, waar ik nu niet meer over wil spreken, een paar moffen neergeschoten en zo. Maar wat moet je dán? Er waren geen moffen meer die je kon neerschieten. Er waren ook geen NSB’ers meer.
Dus ik ging op een dag met de trein naar Heidelberg, waar ze natuurlijk wel waren. Ik had mijn geweer bij me. Maar ik zag wel dat het onzin was om er op los te schieten, dus ik ging weer terug.
Ik ben bij de wegen- en bruggenwederopbouw gegaan. Ik heb me nuttig gemaakt. Als schrijver, heette dat. Je wilt weten wat een schrijver deed? Een schrijver was als het ware het contact tussen de architect van de brug en de bouwers van de brug. Tussen de hoofdofficieren en de soldaten, om het zo maar te zeggen. Zo’n hotemetoot wist bijvoorbeeld niet wáár een pilon gestut moest worden, en dat wist ik wel. Waar welke soort klinknagel het beste in gedreven kon worden. Noem maar op.
Zo is langzamerhand de oorlog uit me verdwenen, kan ik wel zeggen. Post-traumatiologische stressindrukken of zo heb ik niet gehad, nee.
Ik heb altijd de politiek goed in de gaten gehouden, dat wel. Zo’n boer Koekoek was een heel verkeerd iemand. Een foute man. Dat is later ook wel gebleken, hè.
En later kreeg je allerlei mensen die op hun rozenbed knielden, om het zo maar te zeggen in mijn beste Edens accent, nietwaar. Dat soort mensen, daar heb je niets aan. Geloof mij maar, jongen. Mensen die voor een God knielen verschillen in niets van mensen die voor Hitler knielden.
Later kreeg je Janmaat natuurlijk. Ik was al wat ouder geworden, en ik vond hem niet gevaarlijk. Een dom wezen was het volgens mij. Kwam hij op de tv met zijn lelijke vrouw en met die pot bloemen, dan dacht ik: laat hem maar lullen.
Weer wat later kwam Pimmeke Fortuyn, die had zijn achternaam tegen. Werd ook afgeknald. Een zorg minder, hoewel hij wel een paar normale dingen zei.
En nu hebben we dus Geert W., zoals ik hem maar zal noemen. Is hij gevaarlijk? Ik weet het niet, ik weet het niet, ik weet het niet. Dat zal nog moeten blijken, jongen. Ik ben wat ouder geworden, en het is geen oorlog meer.

dinsdag 9 juni 2009

Onvermoeibare bijters

Ik heb mijn hele leven PvdA gestemd. Na een keer PSP, omdat ik Van der Spek een aardige vent vond. Van der Spek kwam toen een keer spreken in Castricum in hoe heette die tent ook alweer — in een tent die nu, net als die partij, niet meer bestaat. Ik vond het een redelijk verhaal, voorgedragen op een redelijke toon.
Daarna heb ik altijd PvdA gestemd, en vaak tegen mijn zin. Toen Wim Kok eens zei: ‘We moeten onze ideologische veren eens afschudden’, toen wist ik eigenlijk al waarop het zou uitdraaien. Toen wist ik al wel dat een kamerlid van de PvdA burgemeester zou worden, ergens. Dat het net zo zou gaan als met een kamerlid van het CDA of de VVD.
Zo’n Roland of Ronald Geluk van de CDA Rotterdam wordt bijvoorbeeld bestuurder van het ROC te Utrecht. Dat wordt hij niet omdat hij iets weet van dat ROC te Utrecht. Dat wordt hij omdat hij overbodig is geworden in het college van Rotterdam, er moest een baantje gevonden worden.
De PvdA, want laat ik het maar bij deze partij houden, is een overbodige partij geworden. Ze begrijpen al twintig jaar niets van wat er in Nederland gebeurt. De kamerleden werden wel hier en daar Commissaris der Koningin en burgemeester, maar niets hebben ze begrepen.
Een paar van de problemen.
De Marokkaans-Nederlandse jongeren. Een puberprobleem, natuurlijk, maar daar heb je de politie voor. Laat die optreden. Laat ze desnoods schieten. Niet op de befaamde knieschijven van Geert W., want die komt uit een stad waar dat soort problemen nauwelijks voorkomt, maar op de knieschijven van de echte criminelen.
Ander probleem: het gas te Groningen en Drenthe. Die rijkdom is over. Wat is het antwoord van de PvdA? Dat antwoord bestáát eenvoudig niet.
Er bestaat een antwoord op dat probleem: het Markermeer. Dat ligt er, zomaar, en dat kunt u gebruiken om er enkele honderdduizenden zonnecollectoren in aan te leggen, eventueel samen met windcollectoren, en daar heeft u zeker voor Nederland een gezonde oplossing. Waarom stelt niemand dat aan de orde?
Dat komt, dames en heren, omdat binnen het CDA, de VVD en de PvdA niemand opstaat. Het zijn banenmachines geworden. Van kamerlid tot burgemeester tot statenlid enzovoorts.
Baantjesmachines.
Zouden ze hopen dat de misdadige bende van de pitbull-bezitters het overneemt? Dat vraag ik me af. Voor een tijdje misschien, dan kun je het daarna weer overnemen, CDA?
Reken je rijk.

maandag 8 juni 2009

Of hem dat zal lukken

Perry Kruislood (56 jaar, Borculo) staat vierde op de PVV-lijst voor Europa. Het is zijn doel alle Europese regelgeving omtrent gevaarlijke hondensoorten, en speciaal de regels omtrent het vervoer in de Europese Unie van de ha chin wa’s, versoepeld te krijgen.
Zelf heeft de heer Kruislood een fokkerij van ha chin wa’s. Hij heeft er ook vier in huis. ‘Het zijn helemaal geen gevaarlijke honden, onzin wat die heren te zeggen hebben. Typisch een geval van Brusselse bemoeizucht.’
De ha chin wa’s staan wel bekend als onvermoeibare bijters, die al menig slachtoffer hebben gemaakt in China. Dat is volgens de heer Kruislood nog geen reden om die honden te weren uit onze parken en pleinen. Chinezen zijn volgens hem van nature geen hondenliefhebbers, ‘ze zijn er ook te klein en te kladdig voor’. Volgens hem worden honden ook gebruikt in maaltijden, in China. ‘Een schandalige manier van doen,’ zegt de heer Kruislood.
Hij is voornemens op zijn eerste werkdag in Brussel zijn vier ha chin wa’s mee te nemen op de trein van Utrecht naar Brussel, en de beesten vervolgens in Brussel te gaan houden. ‘Het zijn goede beesten om bij je te hebben, in het geval van agressie.’
Thuis in Borculo stapt hij weer over naar zijn oude hobby, die sinds enige tijd weer is toegestaan: de pitbulls.

zondag 7 juni 2009

Geen familie, gelukkig niet

Vanmiddag kreeg ik de honderdste email binnen over de Lijst Hogenboom. Die schijnt meegedaan te hebben met de Europese verkiezingen van afgelopen week.
Ik had nog nooit gehoord van die Lijst Hogenboom. Ik heb het nagegaan, er blijkt een heer Bernard Hogenboom te bestaan, woonachtig te Laren. B.J.M. Hogenboom, en dat is niet de E.J.M. Hoogeboom die deze stukjes schrijft!
Die honderdste email luidde:
Geachte Heer Hogenboom,
Jammer dat u het niet gered heeft. Uw katholieke ideeën sloten precies aan bij de mijne!
Maar hartelijk gegroet,
mevrouw Van de Wind (Zutphen).
Bernard Hogenboom blijkt een katholieke bleekneus te zijn, dus! Ik ging tenslotte maar eens kijken of ik iets kon vinden over hem. Hier is wat ik gevonden heb.
Hij is geboren te Rotterdam in 1941. Was eerst werkzaam als etaleur bij V&D. Heeft geprobeerd om als Statenlid in Zuid-Holland voor de KVP verkozen te worden. Dat mislukte. Verhuisde naar Laren. Daar begon hij in 1976 zijn De Katholieke Partij (DKP), die zeer ouderwetse standpunten verkondigde: geen pil, geen condoom, geen euthanasie, geen minimumloon enzovoorts.
De heer Hogenboom wordt op verschillende stille marsen aangetroffen, maar ook tijdens een ietwat ruig verlopen homofestijn in de hoofdstad, waar hij wordt ingerekend door de politie. Hij ontkent en wordt geloofd. Hij trouwt met Ina de Gover in 1982.
‘Het is mijn huwelijk met Ina geweest, dat mij tenslotte heeft gebracht tot een onvoorwaardelijke liefde voor de heer Jezus,’ zou hij gezegd hebben in een Larens buurtblad.
De heer Hogenboom werd daarna nog tweemaal opgepakt wegens oneerbaar gedrag (vroeger wel potloodventen genoemd), maar heeft nu zijn politieke loopbaan weer opgepakt met de Lijst Hogenboom, waarmee hij ook in de toekomst nog ‘glazen wil ingooien’, zoals hij zelf zegt.
Of hem dat zal lukken, zou ik niet durven zeggen. Zijn slogan bij de Europese verkiezingen was: ‘Houdt uw vrouw in ere, heren!’

zaterdag 6 juni 2009

Dit was de laatste keer dat ik de naam Wilders heb genoemd

Helaas! Ik ben in contact gekomen met de heer Jacques Vertaaken Wilders, die mij het volgende vertelde.
‘Wij van de Vertaaken Wildersen hebben grote last van het achterste deel van onze naam. Er zijn al ruiten ingegooid enzovoorts, op ons bedrijfspand. Keuren wij zeer af, natuurlijk. U kent Vertaaken Wilders als de makers van de koplampen van de Volkswagen, de VW. Uitstekende koplampen overigens. Maar wij hebben nu grote moeite met het achterste deel van onze naam.
Maar het is onze naam, en die naam gaan wij niet veranderen door zulke incidenten. Wie ook de ruiteningooiers zijn geweest. Volgens mij zijn het onnadenkende lieden geweest, die weinig kennis bezitten over het adelsboek, want daarin komen de Vertaaken Wildersen ook voor, onder de V.
Wat wij vinden van de heer Wilders? Wel. Laat ik het zo zeggen: een islamitische koplamp bestaat volgens mij niet. En verder heeft de heer Wilders — geen familie, gelukkig niet — geen programmapunten. De heer Wilders is zo ongeveer de VVD verder. Met het anti-islamisme erbij. En bij de VVD voelen wij van de Vertaaken Wildersen ons niet zo thuis. Wij zijn altijd liberaal geweest, maar vooral sociaal. Meneer Wilders wil bijvoorbeeld het minimumloon afschaffen, en dat vinden wij een dom standpunt. Ja, daar hoort u het eens van een werkgever!
Maar dat sommige groeperingen in de samenleving nu onze ramen ingooien, dat is wel lastig. Laten ze dat doen bij de Wildersen. Dat wil zeggen: bij de heer Wilders, en bij niemand anders.
Overigens. Laten ze eens stoppen met die waanzinnige bewaking van de heer Wilders. Dat is echt nergens voor nodig, en kost de samenleving tonnen ’s jaars. Dat beetje bedreiging, dat kan hij toch zelf wel aan? Ook die blondering staat ons tegen.’

vrijdag 5 juni 2009

We zullen zien of het wat heeft uitgemaakt

Helaas heeft de PVO van Geert Wilders gewonnen. Dat is jammer, maar het is niet anders. Hij heeft zijn meeste kiezers gehaald onder de ouder dan 50-jarige mannen, die roken. Ze zullen dus vanzelf snel uitsterven.
Hij zei tijdens het verhitte debat: jullie, CDA en PvdA, moeten direct opstappen, de biezen pakken, een ander baantje gaan zoeken. Dat is op basis van de uitkomsten al niet goed voor te stellen. De PVO zou, als het landelijke verkiezingen zouden zijn geweest, met een opkomst van bijvoorbeeld 80%, bijvoorbeeld 30 zetels in de Tweede Kamer hebben behaald. Met de rest (het CDA en de VVD) samen zouden ze geen meerderheid gehaald hebben. Die meerderheid zullen ze ook nooit halen, want de mensen weten wel: met de NSB kun je niet regeren.
Dus ze maken één keer een geweldige verkiezingsklap. Daarna is het over, dann sprengt es. We leven namelijk niet in de Weimar republiek in de jaren twintig en dertig van alweer de vorige eeuw. Toen lukte het Wilders’ grote voorbeeld, Adolf Hitler. We leven in de 21ste eeuw en in Nederland.
Ondertussen blijft de grote vraag: hoe moet je omgaan met de mensen die in Wilders geloven? Die denken dat wat hij zegt hout snijdt?
Ik zou zeggen: informeert u eens bij uw broers en zwagers. Zijn daar Wilders-aanhangers onder? Zo nee, gefeliciteerd. Zo ja, mijd ze in den vervolge. Ga ook niet met ze in discussie, want die verliest u, elke keer, omdat ze aankomen met een incident in Gouda of Rotterdam of Utrecht. Vreselijke schandalen, dat bent u met ze eens, maar uw eigen oplossingen gaan iets verder dan het schieten in de knieën van Marokkaanse pubertjes.
Dit was de laatste keer dat ik de naam Wilders heb genoemd.

donderdag 4 juni 2009

Maanden van oefening

Maanden van oefening zijn voorafgegaan aan het schrijven van dit stukje. We zullen zien of het wat heeft uitgemaakt.
Gistermiddag liep ik tegen vijf uur over de braderie te Egmond aan Zee. Ik liep naar het boekenstalletje van de dames van de Oudkatholieke kerk, een stalletje waarvoor ik niet teveel reclame wil maken, maar ik ga er al enkele jaren elke woensdag in de maanden juni, juli en augustus even langs. Er staan tussen alle streekromannetjes soms de prachtigste boeken, en die boeken kosten anderhalve euro.
Dat was niet de enige reden waarom ik daar liep. Ik had in de laatste week van augustus van het vorige jaar een uitvoerige correspondentie gevoerd met Monica Grootmeier, een correspondentie die handelde over het hoe en waarom van de kerkgang in het Egmondse en de positie van het paard in het bijzonder.
Zij was daar zo van onder de indruk geraakt dat ze me schreef: ‘Ik kan je ontmoeten op woensdag 3 juni 2009, op de braderie.’ Nu, dat wilde ik wel!
Ik liep dus tussen al die mensen door, langs alle stalletjes, en zei (als ik een vrouw tegenkwam met een aardig hoofd): ‘De positie van het paard!’ Je kunt dat in Egmond aan Zee wel ongestraft doen, maar toch zijn er veel mensen die dat een ongewenst verschijnsel vinden. ‘Welk paard, zakkenwasser?’ beet een stalhouder die deed in damesondergoed me toe. Ik vond het te ingewikkeld om uit te leggen, en liep dus maar door.
Om kort te gaan, ondanks herhaalde malen roepen heb ik Monica Grootmeier niet kunnen vinden. Ik heb tenslotte maar een paar boeken gekocht en ben teruggegaan naar huis.

woensdag 3 juni 2009

Ik kan weer aardig lopen

Dat kon ik in 2002 — het jaar waarin ik mijn tweede herseninfarct kreeg — niet. Mijn rechterbeen wilde niet meer, toen. Het heeft maanden geduurd, toen, voordat het weer goed ging. Maanden van oefening. Ik zal u zeggen wat ik gedaan heb.
Ik kon wel naar de fysiotherapie van het ziekenhuis, en daar ben ik ook wel een paar keer geweest, maar daar had ik geen vertrouwen in. Ze zeiden bijvoorbeeld: ‘U kunt toch met een rollator lopen!’ Dat wou ik niet en dat wil ik niet. Ik had geen gebroken heup, ik had een herseninfarct gehad.
Ik heb het probleem helemaal alleen en op mezelf opgelost. Hoe? Zo.
Lopen is, heb ik toen ontdekt, eenvoudig de knie heffen. Dat kon ik toen niet. Ik heb dat eindeloos geoefend, in het begin ook door met mijn handen de knie te heffen en weer neer te zetten. Eindeloos. Op een gegeven moment ging het weer enigszins: een deel van mijn hersenen, dat niet beschadigd was, heeft die functie opgepikt en voert die functie nog steeds uit. Ik heb nog jarenlang elke ochtend even moeten oefenen en dan ging het lopen wel weer. Dat oefenen doe ik nu niet meer, ik oefen nu het feilloos aantrekken van mijn kleren. Dat gaat ook goed, zonder vallen. Het is ’s ochtends een prettige oefening.
Wat ik ook heb moeten oefenen is twee dingen tegelijk te doen. Dus: je loopt naar een boekenkast, en pakt daar een boek uit, en je slaat een pagina op. Je draait je om, gaat naar de fluitketel, legt je boek neer, en pakt de fluitketel. Dat soort dingen kon ik ook niet meer.
Dat soort dingen heb ik mezelf weer aangeleerd, maar het schrijven met de pen in mijn rechterhand is nog steeds een raadsel. Dat lukt me niet meer, tenminste niet meer leesbaar voor derden. Gelukkig is daar het toetsenbord, en het vrijwel volledige geheugen. Ik hoef ook nooit een boodschappenpapiertje te schrijven.
Ik ben gelukkig.

dinsdag 2 juni 2009

U weet nu hoeveel moeite wij doen

- Hoe gaat het vandaag met je, Ben?
- Betrekkelijk goed, moet ik zeggen. Ik kan weer aardig lopen.
- Kon je dat dan niet?
- Gisteren bijna niet, nee. Een off-day was het gisteren. Ik heb gisteren een paar uur door mijn huis heen en weer gelopen, al oefenend, en toen leek het wel weer te gaan.
- Vandaar.
- Wat vandaar?
- Je had gisteren geen woorden gedaan op je andere blog. Maar dat begrijp ik nu wel.
- Dat is er bij in geschoten, ja. Kwam ook doordat Alice gisteren weer naar huis is gegaan. Altijd een droevige dag. Ik moet er dan weer aan wennen alleen te zijn.
- Ons soort mensen hoort ook niet alleen te zijn.
- Nee.
- Mijn productiviteit neemt ook niet af wanneer Alice erbij is. Ik schrijf mijn stukjes en als ik ze af heb, laat ik ze als eerste aan haar lezen.
- Nu gaat deze dialoog helemaal verkeerd. Ik schrijf die stukjes en ik laat ze aan Alice lezen.
- Pardon.
- Maar je hebt helemaal gelijk. Het schrijven van deze stukjes is een stuk eenvoudiger wanneer Alice in de buurt is.
- Wanneer komt ze definitief bij je wonen?
- Binnen een half jaar. Of binnen een jaar. Of twee jaar. Dat weet ik eigenlijk niet.
- Dan kun je je zegeningen tellen.
- Ik tel ze al.

maandag 1 juni 2009

Het duurde een eeuwigheid

Het duurde een eeuwigheid voordat we in Saint-Brieux (Bretagne) aankwamen. Boven Parijs hadden we even ruzie: mijn maat wilde naar een uienveldje kijken in de buurt van Suippes. Ik had daar geen zin in: ik kende de uien van Suippes al, en vond ze niets bijzonders hebben. Maar (zoals dat meestal gaat) mijn maat won het debat. Dus gingen we naar Suippes. Geen bijzondere uien te vinden, daar. Zoals ik al had voorspeld.
Toen we uiteindelijk in Saint-Brieux waren, moesten we het adres van uienboer Marcel Carnat zien te vinden. Dat adres vonden we tenslotte ook. Hij onthaalde ons met een kom van de voortreffelijke soupe à l’oignon de Saint-Brieux, waarin de hier in Nederland nog onbekende uien van Saint-Brieux zijn verwerkt.
Wij hadden een prettig gesprek met de heer Carnat, die zeker bereid was — zij het tegen een flinke vergoeding — de jaarlijkse opbrengst van zijn uienveldje te exporteren naar Nederland. We konden ook al twee zakken met voortreffelijke uien in de wagen doen, en zijn nu weer terug in ons restaurant.
Vanaf vandaag zult u onze Uiensoep de Mr. Carnat à Saint-Brieux op de menukaart zien staan! U weet nu hoeveel moeite wij doen om de allerbeste produkten op tafel te krijgen.