zaterdag 28 februari 2009

Daar zijn meer voorbeelden van geweest

Wij lopen hier door de kleigrond, over de weilanden, wij springen over sloten: wij bevinden ons natuurlijk in het Dirkswoudse. De groei van crocussen is een prachtig teken dat ook hier de lente alweer aanbreekt. De zon laat zich nog niet zien, want het is nog zuur weer, zoals men hier zegt bij klimaatklachten en bij wind uit het noordoosten, maar ut leve gaat weer wasse. Een waar woord.
Wij staan op De Kling, een straatje met één boerderij in het uiterste oosten van Dirkswoud. En daar is boer Bak Vandermaalen. Hieronder volgt ons gesprek met hem.
- Bak, zoals we je mogen toespreken. Waar komt die voornaam vandaan?
- Dat komt van vroeger. Ik heet Adrie, met iejee.
- Van Adrianus, neem ik aan?
- Nee, ik heet Adrie. Doopnamen en zo, dat deden mijn ouders niet. Die waren ongelovig. Dat ben ik ook. Maar Bak zijn ze me gaan noemen op de lagere school omdat ik zoveel bakken kende.
- Ja ja.
- Bijvoorbeeld de bak over de ongezonde huismeid.
- Ja ja.
- Kent u die?
- Nee.
- Ik ben hem ook vergeten.
- Goed. Maar nu je áchternaam. Vandermaalen. Belgisch. In Nederland zou je Van. Der. Maalen heten.
- Dat komt zo, meneer. Mijn overoveroveroveroverovergrootvader kwam uit Zwalm te België. Daar was geen geld te verdienen, toen. En toen vond hij een meisje. Een grieteke, zoals hij haar noemde, want ik heb het allemaal nagezocht, gynealogisch. Een stevige boerenmeid was het. Met dat meisje vertrok hij naar het noorden, ze kwamen hier uit, in Dirkswoud.
- En toen?
- Uiteindelijk concipilieerden mijn vader en moeder mij.
- En je bent alleen.
- Jawel.
- En het KRO-programma Boer zoekt vrouw wou niet naar je toe komen.
- Nee.
- Waarom niet, Bak?
- Dat weet ik niet.
- Dat weet je wel, Bak!
- Nou, ik zei in mijn brief aan de KRO dat ik een lekker fukkertje zocht. Een bak hè.
- Ja ja.
- Ik maak teveel bakken.

vrijdag 27 februari 2009

Het voordeel van de twijfel

Eigenlijk gun ik iedereen het voordeel van de twijfel, ook mensen zoals Joop Glimmerveen, de weduwe Rost van Tonningen, Marcus Bakker of Geert Wilders. Ik merk, naarmate ik ouder word, dat ik niet meer naar ze luister, maar zit te denken aan hun ouders: had ze toch een betere opleiding gegeven! Zelfs voor een gladhaai zoals Albert Verlinde kan ik nog mededogen opbrengen.
Ik heb het uiteraard niet over rovers, moordenaars en verkrachters. Die mogen van mij weg. Ik snap niet waarom de doodstraf in Nederland is afgeschaft voor zulke lieden.
Als ik die Ark van Noach door Nederland zie varen, en ik zie ook die rotkop van die Johan Huibers er nog bij, dan denk ik natuurlijk wel: jij hebt vroeger op school niet goed opgelet. Dat denk ik ook bij iemand als Kees van Helden.
Ze kunnen tenslotte, door gewoon eens te praten met een astronoom, een bioloog of een Minister van Onderwijs, hun verstand terugkrijgen. Daar zijn meer voorbeelden van geweest.

donderdag 26 februari 2009

Ook zo’n bedrieger

Is Kees van Helden een gek of is hij een dom mens? Laat ik hem het voordeel van de twijfel geven en hem een gek noemen. Hij is door God gegrepen enzovoorts, dan moet je wel gek zijn. Zo ziet hij er ook uit: die fundamentalistische rotkoppen haal je er zo uit.
Kees vindt de evolutietheorie maar niets. Op grond waarvan? Van welk onderzoek? Op grond van geen enkel onderzoek, slechts op grond van lezing van het belangrijke biologieboek Genesis in de bijbel.
Nu bevat dat boek Genesis wel meer onwaarschijnlijkheden, ik noem slechts die rond de figuur Noah, of die rond Eva en de pratende slang. Wie dat allemaal letterlijk neemt, is gek. Of dom natuurlijk. Kees, wat had je voor cijfers voor wiskunde op school? (‘Nee, wiskunde was niet mijn sterkste kant,’ zul je wel zeggen.)
Enfin, Kees stuurt nu iedereen een folder over zijn afkeer van de evolutietheorie. Ik weet al wat er in die folder zal staan, want ik ken die discussie al uit eerdere Amerikaanse discussies. Aan deze zijde staan werkelijk in de materie geïnteresseerden, aan gene zijde staan de Kees van Heldens en de verdere rotkoppen.
Wie nog geen weet heeft van deze materie: lees Richard Dawkins of lees desnoods Christopher Hitchens.

woensdag 25 februari 2009

Min of meer katholiek

Ik ben opgegroeid in het katholieke Limmen. We hadden daar een pastoor Bangert en een kapelaan Beldrok. Bangert was een oude, taaie man, Beldrok was wat jonger. Het heette in Limmen de H. Corneliusparochie. Wie die Cornelius was, is mij nooit verteld (dat heb ik later uitgezocht, toen ik allang geen katholiek meer was. Toen heb ik ook de bijbel gelezen — een zeer slecht boek, overigens — en ook andere boeken, zoals Het katholieke geloof van prof.dr. Ignatius Klug, Uitgeverij De Toorts, 1940. Dit laatste boek bevat zinnen zoals: ‘Er zijn gelovige vorsers die deze mening voorstaan: Zelfs wanneer het bewezen zou kunnen worden dat de mens van het dier afstamt, kan dit ons geloof in de goddelijke inspiratie van het bijbelwoord niet doen wankelen.’).
Zoals gezegd, niemand vertelde je ooit iets. Ze vertelden je wel over het kindeke Jezus, over de Heilige Maagd en over de engelenschaar natuurlijk, maar daar kon ik geen geloof aan hechten. Ik ben dus nooit gelovig geweest, en ik kan me niet voorstellen dat iemand in die katholieke poespas kon geloven.
Maar ook onder de diepst gelovigen heb je hier en daar wel een goed mens zitten. Waarom je dat diepe geloof elke zondag weer zou gaan belijden, is mij een raadsel; waarom je zou gaan bidden, weet ik ook niet. Bidden helpt niet, net zo min als naar Lourdes gaan of een ouweltje slikken. Maar wie dat wil geloven...
Als ik wel eens een felle toon aansla, is die toon gericht tegen de clerus, die de goegemeente ongegeneerd staat te bedriegen en voor te liegen. Ik kan bijvoorbeeld die gluiperige roomse rotkop van Antoine Bodar niet meer zien. Dat is ook zo’n bedrieger.

dinsdag 24 februari 2009

Wees er zuinig op!

Ik woonde in Limmen, en in Uitgeest was het dichtstbijzijnde openlucht-zwembad. Daar fietsten mijn neef Sjaak (die later basgitaar zou gaan spelen, en daarna dwarsfluit; hij bespeelde beide instrumenten zeer slecht en is nu al lang dood) en ik naartoe. Het was in de zomer van het jaar 1965. Ik was elf. Sjaak twaalf.
Ik ging altijd om met iets oudere kinderen. Met kinderen van mijn eigen leeftijd ‘kon je niets doen’: ze wisten te weinig, vond ik.
Tijdens het fietsen zegt Sjaak: ‘Weet jij wat eit is?’
Ik zeg: ‘Nee.’ In het woordenboek, wist ik, stond dat woord niet.
‘Het is een soort eiwit,’ zegt Sjaak. ‘Eit is zaad. Als je klaarkomt, weet je wel.’
Dat wist ik sinds kort inderdaad. ‘Eit is dus sperma,’ probeerde ik de zaak wat wetenschappelijker te maken, ‘dat uit je penis flubbert.’
‘Ja.’
’s Avonds thuisgekomen noteerde ik deze kennis in mijn Nieuwe Woorden Schrift. Ik keek ook in de Winkler Prins encyclopedie, om te zien hoe het werkte tussen man en vrouw, want zoveel wist ik er al wel van: dat dat eit onmisbaar was bij de vervaardiging van nieuwe kinderen.
Mijn ouders, die beiden min of meer katholiek waren, zagen hoe gretig ik de stof tot me nam. Ze besloten dat het voor mij de hoogste tijd was. Ik moest naar bed, want morgen was er weer een dag. Ik vond dat jammer natuurlijk: ik was al gevorderd tot spervuur.

maandag 23 februari 2009

Kalmte kan je redden

Wie onze familie kent, weet wat de kenmerken van een Hoogeboom zijn. Dat zijn:
1. een zeer grote degelijkheid;
2. uiterste betrouwbaarheid; en
3. het leven ingericht hebbend met grote zorg voor de organisatie ervan.
Hoe uit een en ander zich in de praktijk van alledag?
Ik neem aan dat de eerste twee punten voor zichzelf spreken en geen nadere uitleg behoeven. Onvertogen woorden zult u niet horen uit de monden van onze familieleden. Ik weet nog dat we vroeger soms Potverkoffie! zeiden als ons iets dwars zat. We hebben zelfs een tante Anna gehad die Potverkofje! zei, hoewel ze geen lid van de Bond Tegen Het Vloeken was.
Uiteraard val je zo wel op, als familie, in een katholieke omgeving, maar dat is nimmer onze bedoeling geweest, slechts een gevolg.
Punt 3 laat zich het duidelijkst demonstreren aan het sleutelgebruik in onze familie.
Mijn vader was een rustig levend mens, die ons in de winter van 1963 eens uit huis haalde. ‘Jongens,’ sprak hij ons toe, ‘stel dat je het huis verlaat zónder je sleutels. Dan kun je niet meer in je eigen huis, tenzij je een raampje intrapt. Dat gaan we nu niet doen. Ik laat jullie zien hoe je er toch weer in kan.’
Het was buiten ijzig koud en er stond een gure poolwind, maar vader ging een gaatje in de deur boren. Door dat gaatje geleidde hij een metalen draad van ongeveer een milimeter dikte. Met die draad, die hij op een bepaalde manier verbogen had, kon hij het slot weer openmaken.
‘Zo kun je dat dus doen,’ zei hij. ‘Maar het kan ook anders. Wat is het koud hier!!! Naar binnen maar weer.’
Eenmaal binnen richtte hij het woord tot mij, zijn oudste kind: ‘Je bent nu negen jaren oud, Ben. Het is nog lang niet je verjaardag, maar wij geven je nu al deze riem cadeau. Aan die riem zit een koord, zoals je ziet, en aan dat koord hangt de sleutel van deze deur. Wees er zuinig op!’
Hoewel een gemiddelde Nederlander zichzelf twee- à driemaal in zijn leven buitensluit, is mij dat nog nooit overkomen.

zondag 22 februari 2009

Wij hebben nog geen bericht ontvangen

Mijn broer gaat af en toe naar Gambia. Hij heeft in de hoofdstad van dat land een internetcafé opgezet, dat wordt gerund door een paar Gambianen. Hij gaat er af en toe kijken, omdat Gambia een zeer arm land is maar ook een mooi land met een mooie rivier (de Gambia) en met aardige bewoners. U moet ook eens langsgaan.
Wat zou ik doen als mijn broer betrokken zou zijn bij een vliegtuigongeluk? Ik weet het niet precies, ik zou sowieso on line blijven. Kalmte kan je redden, zei mijn vader al, zegt nu mijn broer en zeg ik ook soms.
In landen als Sri Lanka of Indonesië is deze, ik geef toe: hogere, vorm van Hoogeboomistiek nog niet doorgedrongen. Is daar een vliegtuig in de zee of tegen een berg gevlogen, dan rent men met zijn achthonderdduizenden naar het vliegveld.
Vroeger had je daar de kerk voor, denk ik wel eens.
De media volgen deze mensen natuurlijk, en dus krijg je om acht uur ’s avonds de hartverscheurende taferelen van een man die, midden in een kolkende menigte, staat te gebaren en te schreeuwen.
Ik begrijp de ellende van die man, maar heren journalisten. Kan het niet wat minder?

zaterdag 21 februari 2009

Dat lucht zelfs op!

Het was vannacht weer op het randje. Normaal vertel ik de inhoud van mijn dromen niet, maar ik heb geen last van enig verbod op het vertellen ervan. Ik bevond mij rond het jaar 1200 in Zuid-Frankrijk, Occitanië. ‘Onze mannen zijn op kruistocht,’ vertelde mij de gravin van Montélimar, een nog jonge dame, die zeer veel leek op deze dame. ‘Dus u bent zeer welkom, heer.’
‘Jeruzalem al gevallen?’ vroeg ik.
‘Wij hebben nog geen bericht ontvangen,’ zei de comtesse.
‘Dan zal de stad nog wel overeind staan.’
Ik weet niet hoe het bij u is, maar in mijn dromen wordt altijd met een vriendelijk praatje begonnen.
‘Hoe denkt u over de liefde?’ was de volgende vraag van de gravin. Op dat moment begint ze mij te kietelen, en ik antwoord: ‘Ho! Ha! Hoofs!’
Ze gaat weer waardig zitten. Ik zeg: ‘Leuk optrekje heeft u hier, mevrouw.’ En ik ga naar een metalen ridderpak in de hoek van de kamer. Ik open zijn vizier en zeg op grappige wijze: ‘Goedemiddag, u ook.’
‘Dat is Raimbaut,’ zegt de comtesse, ‘en Raimbaut doet alles wat ik zeg. Raimbaut, snijd deze bezoeker aan flarden.’
Nu is het tijd om halsoverkop te vluchten, en u weet hoe dat in dromen gaat: je springt over muren, op daken van belendende panden, je rent door stegen, je pakt een losse steen uit de muur en gooit die steen naar Raimbaut, die er niet warm of koud onder wordt en die steeds dichterbij komt met dat zwaard. Je gaat rechtsaf, een volgende steeg in, maar er is geen uitweg meer. Je pakt een briefje van vijfentwintig uit je rechter broekzak en houdt dat briefje omhoog voor Raimbaut — alles om de fatale zwaardslag te voorkomen! — maar het slot van het verhaal is toch die zwaardslag, waardoor je zwetend wakker wordt.

vrijdag 20 februari 2009

Dat is toch eigenlijk verkeerd

- KEES!
- Ja, meneer?
- Waarom zitten die klavertjes niet recht onder elkaar?
- Die klavertjes, die doet Pieter, meneer. Die doe ik niet.
- Oké. Waar is Pieter? PIETER!
- Pieter heeft vanmiddag vrij, meneer.
- Snotver. Als er vragen te beantwoorden zijn, dan zijn ze er niet. Wat had Pieter?
- Pieter is vader geworden, meneer.
- Welja. Twee klavertjes recht zetten, dat lukt niet. Maar vader kan iedereen worden. Mooie maatschappij leven we in. Wie anders weet er van die klavertjes af?
- Misschien Karel, meneer.
- KAREL!
- Karel hoort u niet, meneer.
- KAREL!!!
- Karel zit in de loodkamer, meneer.
- Snotver! Als je iemand nodig hebt, dan zijn ze vertrokken.

Zo moet het dus niet, heren ondernemers. U mag best eens schreeuwen en tieren (dat lucht zelfs op!), maar u moet niet uw jongste medewerkers belasten. Denk aan les 2 van dit pakket: De jeugd heeft de toekomst!

donderdag 19 februari 2009

Geen reclamebureau

Heren ondernemers! Een gratis crisistip. U zit allemaal bij een reclamebureau, is het niet? Daar moet u meteen bij weg gaan. In plaats daarvan neemt u twee drie mensen in dienst die uw reclamewerk gaan doen. Eentje die zich bemoeit met het tekstuele gedeelte, eentje die zich met de opmaak van uw advertenties etc. bemoeit, en eentje die zorgt voor de fotografie en dat die advertenties tenslotte geplaatst worden.
Stel, uw bedrijf heeft een pilletje gemaakt. Deze pilletjes wilt u uiteraard verkopen, dus uw mensen maken een mooie advertentie, u belt de VARA Gids: mogen wij met ons pilletje in uw gids? Ja, zeggen de VARA-mensen dan. U heeft alle kosten van het reclamebureau vermeden, en u ziet zelf ook wel in dat het tijd scheelt als u al zulke werkzaamheden in huis houdt.
Ik weet alleen hoe het ging in de tijd voordat de computer er was. Dan kreeg je van je reclamebureau allereerst een proef van een conceptadvertentie. Die proef zat barstensvol fouten die je eruit haalde en terugstuurde. Een week later ontving je dan een verbeterde proef, waarin nog steeds fouten zaten, maar het waren er al minder dan een week geleden. Enzovoorts. Die ellende heeft u niet meer als u dat modieuze reclamevolkje links laat liggen.
Ik zou zelf trouwens ook wel wat reclame kunnen gebruiken: ik heb zo’n tien tot vijftien lezers per dag, voor wie ik mijn hoed afneem, maar dan zeggen sommige mensen: jij kunt makkelijk honderd of duizend lezers per dag hebben! Ja, dat klopt. Als je bijvoorbeeld gaat twitteren en dat handig aanpakt, krijg je waarschijnlijk meer lezers.
Daar zijn twee bezwaren tegen: ten eerste de tijd die je in dat getwitter gaat steken en ten tweede die zelfpromotie, dat is toch eigenlijk verkeerd. Dus dat doe ik niet.
Het mooiste is het als die reclame een beetje toevallig gebeurt. Als Max of Wouter eens een keer iets over je schrijven (zoals ze allebei al hebben gedaan) is dat meteen te merken: dan heb ik vijfentwintig lezers per dag. Dan is het verder aan mij, om goede stukjes te maken. Elke dag één.

woensdag 18 februari 2009

Onzichtbaar zijn

We zitten in een depressie. Tering naar de nering, broekriem aanhalen. Zegt Balkenende zelf. Er komen zware tijden aan. Massa-ontslagen, bedrijven die sluiten, grote werkloosheid. Het is nog lang zo erg niet als in de jaren dertig, maar toch: het feest is voorlopig weer even over.
Wat moeten we doen? Het lijkt me betrekkelijk simpel: een staatsbank instellen, terugtrekken uit Afghanistan, JSF niet aanschaffen. Daar begin je mee. Dat levert al bijna voldoende op.
De huizenprijzen zullen omlaag gaan, en dat is niets vreemds. Een huis dat je in 1979 voor 65.000 gulden kocht, staat nu te koop voor het tienvoudige. Dat is belachelijk. Laat ons aannemen dat er nog eens voor € 30.000 aan is verspijkerd en verbouwd, en dat je best een beetje winst mag maken — dan kom ik op een verkoopprijs van € 100.000, en geen cent meer.
Het belangrijkste is daadkracht. Dus: weg met de slecht acterende Balkenende. Weg met de post Jeugd en Gezin, weg dus ook met de Christen Unie. Maak een zakenkabinet met een paar stevige persoonlijkheden die de weg weten. Die bijvoorbeeld onmiddellijk die staatsbank instellen. Daar hoeft ook geen reclamebureau aan te pas te komen. Die staatsbank noem je gewoon SB en klaar is Kees. Niet de Nederlandse Staats Bank gaan noemen, heren, want die afkorting hebben we al eens gehad.
En verder: eens een tijdje onzichtbaar worden. Niet lullen, maar doen. Dat is mijn boodschap.

dinsdag 17 februari 2009

Zware tijden

Het was interessant werk dat ik deed, meneer. Je had de VT, dat was de vroegtrein. Je had de MVT, dat waren de middelvroege treinen. En je had de LT, daar kon je beter niet bij zitten, want dat waren de laatste treinen die reden. Dan was je ’s nachts aan het werk. Ik zat bij de dienst PVT, de dienst poststukken vroegtrein der PTT. Dat stond voor Post Telegraaf Telefoon, een degelijk bedrijf, toen.
Je moest onzichtbaar zijn, hè. De mensen hoefden niet te weten wat er met hun poststukken zoal gebeurde. En ik deed de landelijke verspreiding buitenlandse poststukken, de LVBP, op het station Utrecht. Dus ik verdeelde die poststukken over de diverse trajecten. Als de VT eraan kwam, stond ik al op het perron met mijn wagonette. Zo noemden wij zo’n wagentje.
Op een ochtend —het was in 1970 of 1971, het was de tijd van Golda Meir — dacht ik opeens: ik moet er eens een hobby bij zoeken. Israel! Daar kwamen een hoop poststukken vandaan, de meeste voor Den Haag. Den Haag, dat was me te link, want je weet het niet, hè. Maar er waren ook poststukken voor privé adressen en die heb ik nog allemaal hier in mijn kibboetsschuurtje. Zo noem ik mijn schuurtje.
En ik deed het niet voor het geld, hoor. Rekeningen, bankcheques en zo stuurde ik gewoon door, een dag later. Maar ik heb een grote kennis van het land Israel gekregen, in de loop der jaren.
Dankzij de PTT.

maandag 16 februari 2009

Hoofdgerecht: wat de pot schaftte

Ja kinderen, het kan niet altijd feest zijn! Jullie hebt onze minister-president ook horen verklaren dat er zware tijden op komst zijn. En dat is allemaal onze eigen schuld! Jawel, kinderen. We moeten elkaar weer bij de broekriem grijpen en tegen elkaar zeggen: aapjes uit de mouwen! Want het is crisistijd.
We moeten, de Nederlandse leeuw aanbiddend, weer aan het werk, met solide maaltijden in onze maagjes! In de jaren vijftig, waar oom Ben uit vandaan komt, was het óók erg. Ik ben dus wel iets gewend, kinderen! In de andijvie — die je nog zelf moest fijnsnijden — zat soms een kever of slak, maar die at je gewoon mee op. Meer vlees kwam er niet op je bord!
Het waren armoedige tijden, kinderen. Aan de andere kant: er was toen ook geen misdaad, want er was bijna niets om mis mee te doen! De groentenman kwam met zijn wagen langs de deur, en klaar hup, zo ging het. Witlof gaargekookt, spruitjes idem dito, snijboontjes, aardappelen met plekjes erin, dát konden we krijgen! Zo ging het, dag in dag uit. Niets geen yoghurt-roomtoetje met perziksmaak!
En nu? De schappen staan vol met overbodigheden waar we ons lens aan betalen! Ik noem slechts de afdeling kippen. Overbodig, boventallig! Kijk nu naar mij, kinderen, ik ben er toch ook goed uitgekomen? Dus wat gaan we doen? Juist!

zondag 15 februari 2009

Een goed mens

‘... die heette ook Frans. Frans van Dalen, hij woonde aan de Noordvaart 24, in dat huis dat eind van de jaren zestig in de fik is gevlogen. Manse Frans werd hij in Dirkswoud genoemd.’
Aan het woord is Frans Kesseling, 85 jaren oud, oud-hotelbediende in Hotel De Banier te Dirkswoud. Het Dirkswouds dialect is zoveel als mogelijk is vernederlandst.
‘Manse Frans had in de jaren twintig aan een loterij meegedaan en daar had hij een flinke som geld mee gewonnen. Wat doet hij met dat geld? Langzaam uitgeven in ons hotel. Hij ging niet naar Parijs of Barcelona want hij had enorme heimwee. Hij kon niet weg uit het dorp. Dus zo heb ik hem leren kennen, want hij kwam elke avond eten bij ons. Bonensoepje vooraf. IJsje toe. Hoofdgerecht: wat de pot schaftte. Wat dat kostte, toentertijd? Een paar guldens. Frans gaf altijd een fooi van een gulden aan het bedienend personeel. Maar let op: hij gaf alleen fooi als hem een verhaaltje was verteld door een van ons. Afijn, zo was de situatie toen ik in 1941 kwam werken in het hotel. Ik was een jaar of zeventien. Frans zegt, kom eens hier, jongen, vertel jij ook eens een verhaal. Het maakte hem niet uit of het echt gebeurd was of niet. Dus ik vertel hem het verhaal over De Moord te Dirkswoud, nietwaar, met die man die met z’n kop in de toiletpot overleden is. Het wordt een jaar later en het hotel is bevolkt met Duitse troepen, die met meisjes uit het dorp feest aan het vieren zijn. Eén van die Duitsers heette Heinrich en die was nog manser dan Frans. Een opschepper eerste klas, met zijn deutsche Reich en zo. Afijn, u raadt het al, hè? Heinrich wordt op een avond gevonden in de wc van het hotel. Kop in de toiletpot. Dood. Ik wil niet beweren dat Frans hem vermoord heeft, maar...’

zaterdag 14 februari 2009

De treurigheid van het stuk

Ik houd van treurige muziek. Ik schaam me soms, als ik in het bijzijn van anderen begin te huilen bij het beluisteren van een stuk. Daar kan ik niets aan doen, en het is dus onzin om me te schamen. Het zal wel iets te maken hebben met mijn sentimentele natuur.
Ik geloof ook dat iemand als Max Bruch een goed mens moet zijn geweest, simpelweg omdat hij Kol Nidrei heeft geschreven.
Over zulke componisten en zulke muziek ga ik een blog maken. De meesten van die componisten leefden tussen 1100 en 1750, hoewel ook Mozart wel enkele dingen heeft geschreven die nauwelijks onderdoen voor het werk van zijn voorgangers. Maar Mozart, Beethoven, Messiaen, Sjostakovitsj, Andriessen zullen waarschijnlijk niet genoemd worden op mijn muziekblog. Het doel van mijn blog zal zijn: u te verleiden tot het beluisteren van onbekende muziek.

vrijdag 13 februari 2009

Voelhorens

Als je moet raden in welk Europees land een schilderij zoals dit gemaakt is — ik hoop dat u het met me eens bent dat het een prachtig schilderij is — dan kom je uit bij landen zoals Tsjechië, Slowakije, Polen of Rusland. Tsjechië en Slowakije vallen dan al snel af, want je kent de kunstenaars daar. Zo somber is men daar niet. Polen of Rusland blijven dan over. De Russische kunst is ook wat lichter. Niet zo licht als de Tsjechische bijvoorbeeld, maar toch.
Polen dus, gok je. Fantastisch surrealisme, nietwaar, daar zijn de Polen als het ware mee opgegroeid en daar zullen ze nog wel een eeuw mee opgroeien, hoop je.
Polen klopt. Het is een schilderij van Zdzislaw Beksinski. We (d.i. Alice en ik) kwamen het schilderij gisteren tegen bij het beluisteren van de 3e symfonie van Henryk Gorecki. Prachtige muziek en een prachtig plaatje gekozen bij de treurigheid van het stuk.

donderdag 12 februari 2009

Eén gedenkwaardige dag

Wij spraken met Karel van der Loos, 94 jaren oud maar nog kerngezond: hij tilt zijn halters nog elke ochtend omhoog. Karel van der Loos was van 1937 tot 1978 de durpswaait van Dirkswoud, de dienstdoende agent dus.
- Waarin verschilt het huidige werk met het werk dat u deed, meneer Van der Loos?
- U mag nu wel Karel zeggen, hoor.
- Pardon. Karel.
- Nou, je was vroeger bij het hele dorpsgebeuren betrokken, hè. Je regelde alle ruzietjes die sommige buren met elkaar hadden. Daar gaan ze tegenwoordig voor naar De Rijdende Rechter. Die was er vroeger nog niet, want ik spreek over de tijd van de radio.
- U vond dat wel een mooie tijd?
- Een betere tijd, ja. Ik ben blij dat ik die tijd nog heb meegemaakt. Eraan heb méégewerkt, zou je kunnen zeggen. Dat alles kalm bleef.
- Hoe deed u dat, Karel?
- Ik deed mijn uniform aan, zette de pet op mijn hoofd en dan was het, zoals ze nu zouden zeggen, blauw op straat. Eenvoudig.
- En uw hoogtepunt. De zaak Legmans. Hoe ging dat?
- Joost Legmans was de dorpskapper. Die werd vermist, al een week. In mei 1938. Ik had mijn voelhorens natuurlijk al uitgestoken.
- Uiteraard.
- Maar hij bleef onvindbaar. De nationale politie kwam erbij, want die hadden toen net een vliegtuigje en met dat vliegtuigje konden ze luchtfoto’s maken. Dus die maken luchtfoto’s van heel Dirkswoud. Maar ik was ondertussen bezig, dat kun je wel begrijpen. Ik informeer hier en daar, ik ondervraag deze en gene. De precieze toedracht kan ik natuurlijk niet vertellen, maar ik loop op een ochtend - de veertiende mei was het, het regende verschrikkelijk - het Tuimersbosje in.
- En daar lag Joost Legmans.
- Nee. Daar stond hij. Naakt. Vastgebonden aan een boom. Ik maak hem los, hij had gruwelijke wonden. Maar hij leefde nog, dus ik zet hem achterop mijn fiets en húp, naar zijn kapsalon.
- En de dader?
- Die kon ik pas na langdurige ondervraging van meneer Legmans te pakken krijgen. De dader was W. de G.
- Bestond er een grote vijandschap tussen W. de G. en Joost Legmans?
- Nee, ik zou het een liefdesrelatie noemen.

woensdag 11 februari 2009

Ik heb het allemaal nog meegemaakt

Het waren wilde jaren: 1969, 1970, 1971. Ik was nog een broekje, maar ik werd al op 16-jarige leeftijd ‘de manager van de Suikerbakkersteeg’ genoemd door mensen als Kale Karel, Herman en De Witte. De Suikerbakkersteeg was een krom zijsteegje van de Nieuwezijds Voorburgwal, waar precies in de kromming een pand was, De Biek genaamd of tenminste door ons zo genoemd, dat omgetoverd was tot jongerencentrum. Zo werd toen iets genoemd als er een oude piano in stond, als er een bar was met een koelkast en als er ongemakkelijke stoelen stonden.
Toen ik daar voor de eerste keer kwam, zei Herman: ‘Jij bent old enough. Jij doet the business hier.’ Mijn vraag was natuurlijk: welke business? Het bleek te gaan om het halen van wiet, speed, heroine, cocaine enzovoorts van een adres op de Nieuwezijds Voorburgwal. Dat leek me eenvoudig genoeg, en voor de prijs van een rijksdaalder (ƒ 2,50) per klant ook profijtelijk.
Alleen Herman, die later landelijk bekend zou worden als zanger van liederen, betaalde nooit. Herman was de ‘koning van De Biek’, hij was ook de enige die enigszins piano kon spelen. U weet misschien dat in die jaren het bluesspel in de mode was.
Ik zei net dat het wilde jaren waren, maar in De Biek was het tamelijk rustig. Wild werd het pas op het laatst, toen er vreemden in huis kwamen: ik geloof dat de Kinkerbuurtrellen in De Biek georganiseerd werden, door, zoals Herman ze noemde, ‘het taaie tuig’.
Van de paar jaar ervoor kan ik me slechts één gedenkwaardige dag herinneren. Ik kom ’s middags om drie uur binnen, er ligt nog hier en daar iemand te slapen, hier en daar ligt kots van een ander iemand, ik ruim de boel op en plotseling komt Herman binnen met ‘de Warmoesstraat’. Met agenten dus. Herman zegt tegen me: ‘Ga jij even naar de Nieuwezijds, Ben.’
Ik zeg: ‘Wat heb ik daar dan te zoeken?’
‘Hamers, vijlen, spijkers.’
Ik zeg: ‘Oké.’ En ik ga op weg.
Ik kom terug met het gevraagde: hamers, vijlen en kleine rotspijkertjes. Ik geef het spul aan Herman, die nog steeds met de juten zit te praten.
Achteraf zegt Herman me: ‘Dat was om je business te beschermen, weet je.’

dinsdag 10 februari 2009

Bij hoge uitzondering

Laat ik mezelf, bij hoge uitzondering, eens besuikeren. Dat mag wel eens een keer, het is trouwens 5:38 uur in de ochtend (ik kon niet slapen). Dit gaat over muziek.
Ik ben van 1953, dus ik heb het allemaal nog meegemaakt: de Beatles waren nog bij elkaar, Brian Jones van de Stones stierf in een zwembad, Jimi Hendrix stierf ook ergens, en er waren er wel meer. Wie had je verder nog. In Nederland The Hunters met Jan Akkerman, Cuby & The Blizzards. Dat was de muziek waar ik in mijn jeugd van hield en waarvan ik nog steeds houd.
Ik kan bij God niet begrijpen hoe iemand van de muziek van de jaren tachtig kan houden. Hoewel, ik begrijp Wouter wel. Wouter is ruim 10 jaar jonger dan ik, dus het is om zo te zeggen zijn jeugdmuziek. Maar hoe iemand van een nummer zoals Private Idaho van de B-52’s kan houden, of koude rillingen kan krijgen van die overgang in English scheme van The Fall (iets zeer normaals, volgens mij) ontgaat mij.
Zulke overgangen vind je bijvoorbeeld ook al in de Missa papae Marcelli van Giovanni Palestrina, een mis die hij in 1562 of 1565 schreef ter herinnering aan paus Marcellus II (die een echte tussenpaus was: hij stierf al na 22 dagen pontificaat, in 1555. Hij was de laatste paus die zijn eigen voornaam behield. Hij was ook een nette, betrouwbare man, maar dat zeggen ze van elke tussenpaus die zo snel al verdwenen is).
Van 1965 tot 1970 had ik pianoles van Peter Rijs, de kerkorganist te Limmen. Pas vijf jaar later (met het uitkomen van het album Blood on the tracks van Bob Dylan, waarop het beste Dylan-nummer Tangled up in blue staat) begon mijn interesse voor Bach, Händel, Corelli, Vivaldi en nog weer later kwamen Tallis, Byrd, Palestrina e tutti quanti.
Ik heb mijn RealPlayer vol staan met werken van deze mensen. Die werken komen allemaal van YouTube, dat — daar heeft Wouter volkomen gelijk in — een goudmijn is voor de muziekliefhebber. Je kunt ook een YouTube-site openen. Ik zal de namen niet noemen van de mensen die op het gebied van de barok- en de oudere klassieke muziek zo’n site hebben (ik weet niet hoe het met de rechten zit). Eén naam kan ik wel noemen omdat zijn site al uit de lucht is: die van de Duitse heer Torben Klaes. Hij heeft me de muziek van Zelenka gegeven. Waarvoor nog grote dank.
Tot slot. Beste gitarist: Jan Akkerman (hij staat met zijn beste nummer in mijn rechterkolom). Beste zanger en zangeres: Andreas Scholl en Emma Kirkby. Beste pianist: Glenn Gould. Van hem een foto.

maandag 9 februari 2009

Mijn stukje van gisteren

Mijn stukje van gisteren leverde een reactie van Uspace op, waarin één van de weinige leesbare zinnen deze was:
Geert Wilders is een held verspreiding van de pijnlijke waarheid. Hij moet beschermd worden!
Laat ik, bij hoge uitzondering, eens zeggen wat ik daarvan vind.
Je kunt in die kringen, begrijp ik, al een held zijn als je een pijnlijke waarheid verspreidt. Als je bijvoorbeeld de pijnlijke waarheid verspreidt dat schizofrenie een niet te genezen ziekte is, dan ben je een held. Of: als je bijvoorbeeld Hitler heet en je verspreidt de pijnlijke waarheid dat alles wat er in de wereld verkeerd draait, komt door de aanwezigheid van joden - dan is Hitler ook een held.
Ik heb een ander idee over het begrip ‘held’.
Met die pijnlijke waarheid heb ik ook een probleem. GW’s punt is: er zitten in Nederland teveel moslims. En moslims, dat weet u, die rusten niet voordat ze ons een sharia hebben opgelegd.
Dat kun je vinden, ja. Ik zou me ook heel goed kunnen voorstellen dat je vindt dat er in Nederland teveel christenen zitten.
Ieder verkondigt zijn eigen waarheid, zo gaat het nu eenmaal, en als je iets maar drie keer roept, zijn er altijd goedgelovigen die zullen zeggen dat wat er gezegd is, een pijnlijke waarheid is.
Het vreemdste van die Uspace-zin zijn de laatste vier woorden: hij moet beschermd worden! Waarom? Hij was toch een held?
(Ik heb die reactie van Uspace trouwens verwijderd: ik wens geen forum van politieke waarheden te worden. Die reactie was overigens zo wezenloos en in zulk slecht Nederlands gesteld, dat ook dat alleen al een reden voor verwijdering was. Ik ging bijvoorbeeld eens kijken naar het blog van de afzender. Daar stond een banner Banned in Red China, rechtsboven. Dat is me te kinderachtig voor woorden. Overigens: hier is de kinderachtigheid.)

zondag 8 februari 2009

Maar dat gaan we nu rechtzetten

Gisteren! (Een exclamation mark of disgust. Ik werd gisterochtend al wakker na een droom waarin Geert Wilders reed over het Rokin te Amsterdam, met opnamen van Leni Riefenstahl: duizenden vaderlanders die hem toeriepen: ‘Geert! Geert! Geert!’ Een vrouw met een baby op haar arm gaf hem een bosje bloemen. De baby werd steeds groter en dreigde Geert uit de auto te trekken. Of dat inderdaad gebeurd is, weet ik niet: ik werd wakker.
Geert had trouwens geen bewakers, er zaten naast Geert zelf alleen wat domme medestanders in zijn auto. Bewakers heeft hij in het echte leven ook niet nodig. Hij kan die baby toch voor de rechter slepen?
De ochtend is voorts besteed aan het zoeken naar mijn oude buurvrouw. Ze is een wat verward mens. Ze praat, als ze echt is, Derps. Als ze niet echt is, beschaafd Nederlands. Ik hoor altijd of ze thuis is en dat kan je gemakkelijk horen: dan staat haar radio hard aan. Ze is een beetje doof. Ik had al drie dagen lang geen radio gehoord, dus ik vermoedde dat er iets aan de hand was. Ik belde haar halfzus, die in Heiloo woont. Die wist niets. Toen belde ik de dokter en de politie. Dokter en politie komen langs. Politie opent haar voordeur. Zit mevrouw gewoon in haar kamer met een oortelefoon op haar hoofd verzaligd naar de radio te luisteren!
It never rains but it pours. ’s Middags was er schaatsen op de televisie. Daar kijk ik graag naar. Net voordat Sven Kramer zijn 500 meter moet rijden, zijn officials bezig de baan te herstellen na een valpartij van een der vorige rijders. Dat duurt 19 minuten. Tenslotte gaat Sven klaarstaan, en op dat moment begeeft mijn tv het. Het merk van mijn tamelijk oude tv is Orion of Arian, ik zeg het er maar bij.
Op een dag met zulke ongevallen lukt het mij niet meer om een goed stukje te schrijven. Dat had u wel gemerkt aan mijn stukje van gisteren. Het is mij vandaag weer wel gelukt. Haakje sluiten.)

zaterdag 7 februari 2009

Dan gaan we even naar buiten

- U bent Bert van Zeil?
- Jazeker.
- Van Van Zeil Matten en Matrassen?
- Jawel, dit hele pand is van mij. Met wie heb ik het genoegen, mevrouw?
- Ik ben Marga Klammerlaan, van de Onafhankelijke Courant.
- O ja, dat blaadje dat vorige week schreef dat Van Zeil onethisch produceerde!
- Ja, maar dat gaan we nu rechtzetten, meneer Van Zeil.
- O, dan gaat u volgende week schrijven dat Van Zeil ethisch produceert?
- We wilden een foto van u maken, meneer Van Zeil.
- Dat kan, dan gaan we even naar buiten. James! Jas aan, hoed op. Pak de auto, want ze willen een foto maken.

vrijdag 6 februari 2009

Een volkomen normale vraag

- Dit is mevrouw Maria Henderson, jongens en meisjes. Mevrouw Henderson is onze nieuwe schoolpsychologe en zij gaat nu uitleggen wat dat is. Mevrouw Henderson!
- Goedemorgen, kinderen!
- Mijn naam is Jaap van der Wal en wat bent u? Een schoolspylogoog?
- Inderdaad, Jaap. Een schoolpsycholoog. Een psycholoog, dat is een zielkundige. Weten jullie wat een ziel is?
- Nee.
- Dat is zeg maar het binnenste van je gedachten.
- Dus dat u weet wat ik van binnen denk?
- Ja.
- Zegt u dat dan maar.
- Nee, zo gemakkelijk gaat dat niet, Jaap. Dan moet ik eerst een paar vraagjes stellen, maar dán weet ik het ook!
- Stel uw vraagjes dan maar.
- Jaap, heb jij de afgelopen week gevochten met iemand?
- Neuh.
- Dat líegt ie, juffrouw! Hij hep gisterochtend nog gevochten met Kees, daar.
- Klopt dat, Kees?
- Ja, juffrouw.
- Kom dan allebei even voor de klas, Jaap en Kees. Dan gaan we even naar buiten. Eén moment hoor, kinderen. Dan gaan wij even vrede stichten tussen Jaap en Kees.
(Buiten gearriveerd.)
-
Zo, Jaap. Ik heb een volkomen normale vraag. Waarom vochten jullie?
- Omdat Kees twee knikkers gestolen had.
- Is dat waar, Kees?
- Ik had ze niet gestolen, maar geléénd. Je mag ze terug hebben. Hier.’
- En dat bedoel ik nou, jongens. Daarvoor zorgt nu een school-psychologe. Nooit meer vechten, hoor! Hup, naar binnen weer!

donderdag 5 februari 2009

Inderdaad haha

- Op de vragen van de heer Koelsma kan ik slechts zeggen: dat werp ik ver van mij.
- Maar dat was toch een volkomen normale vraag. Beantwoordt u die dus.
- Ja maar, daar spreekt zo’n arrogantie uit! Daar kán ik geen antwoord op geven.
- Dan zal ik de vraag ietsje anders formuleren. Eén. We hebben een oorlog in Tsjaad. Twee. U ging daarmee akkoord. Drie. U gaat naar Amerika. Vier. Uw eigen minister van Buitenlandse Zaken wordt de baas van de NAVO.
- Die volgorde zegt ú. Die volgorde was heel anders.
- Zegt u dan maar hoe de volgorde was.
- Die volgorde komt aan de orde in de commissie die we ingesteld hebben.
- Aha. Maar dat betekent wel dat we die dingen zullen kunnen volgen. Niet?
- De bevindingen van de commissie zullen geheim blijven.
- En de gesprekken die de commissie gaat voeren? Ook geheim?
- Inderdaad, meneer Koelsma.

woensdag 4 februari 2009

Nu liggen de zaken ernstiger

- Wout?
- Ja, Jan Peet?
- Kun jij niet een dramatische actie voorbereiden? Met een bank?
- Met welke bank had je gedacht, Jan Peet?
- Dat weet ik niet.
- Hmm... ING lijkt me wel iets! Dan noemen we die bank een systeembank, dat is altijd beter. Want ING mag gerust failliet gaan, want dan regelen we een rustige overgang van spaarders en beleggers naar bijvoorbeeld de AMRO of de RABO.
- Wil je dat nóóit meer zeggen, Wout?
- Nee, geen woord. Slot erop. Wat dacht je van bijvoorbeeld 20 miljard steun?
- Prima, Wout!
- Uitstekend, en daar verbinden we dan allerlei voorwaarden aan, en zo.
- En dan moet je dat buiten het parlement regelen, Wout.
- Komt in orde, Jan Peet. Maar waarom...?
- Nou, weet je, ik zit met dat Irak-onderzoek. Daar zitten allerhande dingetjes in die beter niet naar buiten kunnen komen, weet je.
- Voor je eigen hachje, bedoel je. Jaap de Hoop Scheffer enzovoorts.
- Bijvoorbeeld, bijvoorbeeld.
- Ik snap het nog niet helemaal. Leg eens uit.
- Nou, kijk. Voor een parlementaire enquête, daar heb ik natuurlijk geen tijd voor, hè, met al die economische chaos. Kredietcrisis die maar doorsuddert. Maar ik wou dan een stáátscommissie instellen, die de affaire gaat eh onderzoeken.
- Oh ja. Haha!
- Inderdaad haha!

dinsdag 3 februari 2009

Ik waarschuw slechts

Voor de verandering een foto van een lachende Frans Bauer. Want fans, het gaat niet goed met de volkszanger, die ons altijd zo heeft overdonderd met zijn fantastische liedjes, zijn warme timbre en zijn persoonlijkheid.
Had de grote volkszanger kort geleden nog een operatie nodig aan zijn strottehoofd, nu liggen de zaken ernstiger. Nu is het meer dan een bacilletje.
We hebben even gebeld met Marianne Weber, met wie de volkszanger enige duetten heeft gezongen. Marianne zei ons: ‘Met Frans is het over. Wat erg hè? Zo’n gevoelige collega...’
Ook de redactie van de VARA Gids, die deze week op het omslag een zeer ernstige foto van de grote volkszanger heeft staan, was in tranen: ‘Wij vinden het zó erg voor Frans! Een groot gemis voor de Nederlandse muziek.’
Want wat is er met de grote volkszanger aan de hand, de man die de Europese operapodia binnen zijn bereik had en voor wie niets te ver ging.
Ten eerste had hij een griepje gekregen, waardoor zijn laatste Ahoy-concert al geen doorgang kon vinden. Maar het was geen griepje, het was de KANKER die de grote volkszanger geveld heeft! En niet zomaar een kanker, maar een BEENMERGKANKER. Daarvan kun je onmogelijk genezen, dat weet iedereen, dus de grote volkszanger is echt neergehaald.
Wij wensen hem en zijn familie alle sterkte toe. En Frans, dank je wel voor de vele bijdragen aan het Nederlandse volkslied! Je hebt niet voor niets geleefd!
Voor de opvolgers van Frans deze tip: laat u niet in met vragen over huisbezoek. Zeg bij de deur: krijg zelf de kanker!

maandag 2 februari 2009

De juiste volgorde

Stel, uw buurman wordt vermoord door een overvaller. De politie belt bij u aan, want u kan iets gezien hebben. U bent net uw baard aan het afscheren. Later blijkt uit getuigeverklaringen dat de overvaller een man met een baard was.
Wat doet dan een gezagsdrager? Die gaat uitzoeken wat u voor een persoon bent. Of u eerder al rare dingen hebt gedaan enzovoorts. U mag voor een gesprek op het bureau komen, waar het verhoor bijvoorbeeld zo gaat:
- Mogen wij eens bij u komen kijken, meneer?
- Ja hoor. Uiteraard.
- Wat voor schoenmaat heeft u?
- 42.
- Hmm. En u heeft geen grotere schoenen in huis?
- Nee.
- Ook nooit gehad?
- Nee hoor, ik heb alleen schoenen die me passen.
- Uw baard hè, daar zitten we mee...
- Ik heb hem er af gehaald, ik zat er ook mee.
- Waaróm zat u er mee?
- Ik vond hem niet mooi meer.
- En toen ging u hem er, juist op dat ogenblik, maar afscheren?
- Ja.
Zo gaat het overal ter wereld in politiebureau’s. Waar de Nederlandse politie verder nog in uitsteekt, in bijvoorbeeld het geval van een niet bebaarde overvaller (de rest van het verhaal is hetzelfde), is het snel vinden van verdachten. Men zal u als buurman bijvoorbeeld vragen:
- Hoe was uw relatie tot uw buurman?
- Goed. Dat wil zeggen, we zeiden hallo tegen elkaar.
- Maar meer dan hallo was het niet, denk ik. Was het niet?
- Het was meestal niet meer dan hallo. Dat klopt.
- Dus zo goed was jullie relatie niet.
- Ik heb betere relaties, ja.
- Meneer, we weten dat u het gedaan heeft. Bekent u nu maar.
- Ik heb niets gedaan, dus ik beken ook niets.
- Maar alle feiten wijzen in uw richting, meneer.
- Maar mijn schoenmaat, mijn baarddracht, mijn lengte, mijn leeftijd wijzen níet in mijn richting!
- Jaha, u kunt het mooi vertellen!
Ik waarschuw slechts.

zondag 1 februari 2009

Aan de slag

- Voorts moet men uit dit ene geval niet concluderen dat de héle beroepsgroep der anaesthesisten niet deugt. Ook is niet de totale OK in het Klarendals Medisch Centrum onbetrouwbaar.
- Maar op die OK zijn wel het afgelopen jaar 13 mensen overleden.
- Dat klopt, maar we moeten nog onderzoeken of het alléén aan de heer S. heeft gelegen. Dat weten we nog niet.
- Wie onderzoekt dat?
- De medische inspectiedienst.
- O. Waarom niet de politie?
- Dat is niet de juiste volgorde, meneer.
- Als ik familie was van één van de slachtoffers, dan zou ik aangifte tegen het KMC hebben gedaan.
- Ja maar...
- En tegen de heer Steekel.
- De heer S., bedoelt u.
- Ja, de heer Steekel.
- Voorlopig is hij nog niet schuldig, maar zit hij in het hoekje der verdachten.
- Komaan, meneer! De overdoses die hij heeft toegediend, dat is geen onzorgvuldigheid meer, dat is moord. Niets anders! Dertien gevallen.
- Dat gaat de inspectiedienst nu juist uitzoeken, meneer.
- En dan komt er een rapport, de heer Steekel mag blijven of moet weg, en de zaak is opgelost.
- Ik mag er niet op vooruitlopen, maar...
- Een schánde, meneer! Ik ga direct naar de politie met mijn bevindingen.
- Dat moet u maar doen, meneer. Ik probeer alleen maar de zaak zo transparant mogelijk te maken, en als meneer dan...
- En als meneer dan zegt: aan zulke transparantie hebben wij geen behoefte, dan geeft u geen thuis.
- Nee, maar wij hechten nu eenmaal zeer aan een efficiënte...
- Aan een efficiënte afloop, hoor ik u bijna zeggen. Daarmee bedoelt u: een afloop die de heer Steekel en het KMC beiden goed uitkomt. Tuchtrecht, een kleine berisping enzovoorts. Maar laat dit gezegd zijn: als de heer Steekel niet voor de strafrechter komt, verwijt ik ú dat. U en uw Klarendals Moord Centrum.