Op een keer moest ik naar de buren toe, de familie Dekker, om Ans te halen. Ik wist niet waarom. Ans was een zestienjarig meisje, ze had ook een broer Kees, die iets jonger was. Kees was zeer lang en had donker haar. Kees was thuis en tilde mij op, zeggende: ‘Zo jongen! En wat kwam jij doen!’
Later is Kees Dekker de communistenleider van Limmen geworden, u weet nu waarom ik me nooit tot het communisme aangetrokken heb gevoeld. Altijd bang dat je opgetild wordt. Een soort hoogtevrees.
Ans Dekker, die tenslotte meeging naar ons huis, bleek onze dienstbode te worden en ze is dat tien jaar lang geweest. Ans was een mooi meisje, ze trouwde later met Theo Dekker (geen familie van haar, in Limmen waren talloze Dekkertjes), de altijd zeer grof en kneiterhard spelende stopperspil van het eerste elftal van de RKVV Limmen.
Mijn verhouding tot Ans is in alle jaren dat ze bij ons dienstbode was, zeer goed gebleven. Nooit één woord ruzie. Totdat ik haar vertelde — dat was toen ik achttien was geworden en Ans getrouwd was — dat ik op twaalf- of dertienjarige leeftijd bepaalde seksuele fantasieën had gehad waarin zij een grote rol had gespeeld.
‘Rotkind,’ zei Ans, ‘donder toch op!’