Posts tonen met het label liefde. Alle posts tonen
Posts tonen met het label liefde. Alle posts tonen

dinsdag 2 juni 2009

U weet nu hoeveel moeite wij doen

- Hoe gaat het vandaag met je, Ben?
- Betrekkelijk goed, moet ik zeggen. Ik kan weer aardig lopen.
- Kon je dat dan niet?
- Gisteren bijna niet, nee. Een off-day was het gisteren. Ik heb gisteren een paar uur door mijn huis heen en weer gelopen, al oefenend, en toen leek het wel weer te gaan.
- Vandaar.
- Wat vandaar?
- Je had gisteren geen woorden gedaan op je andere blog. Maar dat begrijp ik nu wel.
- Dat is er bij in geschoten, ja. Kwam ook doordat Alice gisteren weer naar huis is gegaan. Altijd een droevige dag. Ik moet er dan weer aan wennen alleen te zijn.
- Ons soort mensen hoort ook niet alleen te zijn.
- Nee.
- Mijn productiviteit neemt ook niet af wanneer Alice erbij is. Ik schrijf mijn stukjes en als ik ze af heb, laat ik ze als eerste aan haar lezen.
- Nu gaat deze dialoog helemaal verkeerd. Ik schrijf die stukjes en ik laat ze aan Alice lezen.
- Pardon.
- Maar je hebt helemaal gelijk. Het schrijven van deze stukjes is een stuk eenvoudiger wanneer Alice in de buurt is.
- Wanneer komt ze definitief bij je wonen?
- Binnen een half jaar. Of binnen een jaar. Of twee jaar. Dat weet ik eigenlijk niet.
- Dan kun je je zegeningen tellen.
- Ik tel ze al.

zaterdag 2 mei 2009

Het moeilijkst is vaak je eerste zin

Uit mijn verbluffende carrière als vrouwenversierder volgen hier enige hoogtepunten, die tevens punten ter lering kunnen zijn voor de nog opgroeiende, minder ervaren jongeman. Ze kunnen overal gebruikt worden, in disco, café of kroeg, bus-, trein- of tramhalte, zelfs in de thuissituatie of in de kerk.
Er zijn slechts twee plaatsen waar voorzichtigheid geboden is: de concertzaal en musea voor schone kunsten. In deze plaatsen moet men zich niet over een aardige dame heenbuigen met de woorden ‘De cello’s zijn zo... koel, vind je ook niet?’ of ‘De grijzen op dit aquarel! Spectaculair!’ Zo versiert men geen vrouw.
PUNT EEN. Zorg ervoor dat u eruit ziet als een lichtelijk verlegen echte man. Kapsel: onverzorgd; haren waaien in de wind. Kleding: amodieus. Draag alsjeblieft geen t-shirt, draag een overhemd dat immers door een vrouw kan worden losgeknoopt etc. Gebruik ook zo weinig mogelijk deodorants of scheergel. Echte vrouwen houden van de geur van een man. U mag best een beetje zweten!
Wat bedoel ik met ‘lichtelijk verlegen’. Daar bedoel ik mee: toon dat u een man van stavast bent (‘Zal ik deze tas voor u dragen?’ is een goede openingszin, waar ik meer dan twintig jaar geleden succes mee heb gehad in een bushalte op de Baarnseweg te Soest), nooit te beroerd om steun te bieden. Bied die steun ook, maar doe het aarzelend.
PUNT TWEE. Uw openingszin. Allereerst: vousvoyeer de vrouw van uw keuze. Geen gejij en gejou. Beleefdheid is belangrijk! Let er steeds op dat een vrouw het hof gemaakt wil worden, en zij wil het liefst het hof gemaakt worden door een belezen type. Zorg dus dat uw voorraad openingszinnen zeer gevarieerd is, en toegesneden op de toevallige omstandigheden ter plaatse.
Zeg bijvoorbeeld niet, als de dame van uw keuze een bloem in haar haren draagt: ‘Kadootje?’ Zeg ook vooral niet: ‘Thuis hebben we anjers.’ Zeg bijvoorbeeld: ‘Uw kleur haar. Het is bijna mahonie!’
Wij hopen dat u met deze tips uw weg zal weten te vinden!

zaterdag 4 april 2009

De namen zal ik u besparen

Voordat Alice, zo’n anderhalf jaar geleden, in mijn leven kwam, heb ik drie andere vrouwen gekend. Hun namen zijn veilig bij mij. Ik had niet gedacht nog eens zo verliefd te worden, maar ik ben het geworden. Op Alice.
De afgelopen week was ze bij mij, in Egmond aan Zee. We hebben elke middag gewandeld door het dorp, want het was mooi voorjaarsweer. We hebben wat gepraat over William Byrd (1543-1623) en over John Sheppard (1515-1559), die allebei zulke machtig mooie muziek hebben gemaakt, en ook bijvoorbeeld over de uitvaartverzekering die ik wel, en zij nog niet heeft afgesloten.
Ik zei dat ik maar twee stukjes muziek bij mijn crematie wilde hebben: een zeer droevig stuk van bijvoorbeeld William Byrd. Daar beginnen we mee. En aan het eind bijvoorbeeld een stukje Bach, gespeeld door Glenn Gould, want je wilt niet dat de mensen zeer bedroefd worden. Ze moeten eigenlijk denken: hij is dood, maar wij zijn er nog!
Maar Alice mag er anders over denken, hoor. Zij mag bepalen welke muziek er komt, ze heeft er ook het meeste verstand van, en ik kan het toch niet meer horen. En als ze begint te twijfelen, kan ze altijd van alles vragen aan mijn zus Marja.
Dat ik nu hierover zit na te denken, komt doordat Alice vanmiddag weer weg is gegaan. De eenzaamheid grijpt me bij de strot. Mijn rechterschouder is ook al versleten, hij doet al de hele dag pijn. Niets helpt daartegen. Het enige dat helpt, is: Alice in mijn buurt hebben.
Gelukkig gaan we samenwonen.

vrijdag 20 maart 2009

Nauwelijks acht jaar oud

Ik ben tenslotte uitgegroeid tot een lengte van 1 meter 78, dus ik klaag niet meer, maar toen ik zeven of acht jaar was, was ik een klein, bleek en mager scharminkeltje. Ik was ook overal bang voor, speciaal voor mensen met donker haar. Als ik op een krant stond, had ik hoogtevrees. Als ik een spin zag, begon ik te zweten (zweten deed ik niet bij honden, koeien, schapen of paarden: ik voelde dezelfde angst die zij hadden, dus dan hoef je niet meer bang te zijn). Onder mijn bed bevonden zich giftige slangen, inbrekers en moordenaars. Als zich ’s nachts iemand naar de wc begaf, vermoedde ik overvallers met pistolen en messen. Ik kroop dan onder mijn dekens, want dan zouden ze mij vermoedelijk overslaan.
Op een keer moest ik naar de buren toe, de familie Dekker, om Ans te halen. Ik wist niet waarom. Ans was een zestienjarig meisje, ze had ook een broer Kees, die iets jonger was. Kees was zeer lang en had donker haar. Kees was thuis en tilde mij op, zeggende: ‘Zo jongen! En wat kwam jij doen!’
Later is Kees Dekker de communistenleider van Limmen geworden, u weet nu waarom ik me nooit tot het communisme aangetrokken heb gevoeld. Altijd bang dat je opgetild wordt. Een soort hoogtevrees.
Ans Dekker, die tenslotte meeging naar ons huis, bleek onze dienstbode te worden en ze is dat tien jaar lang geweest. Ans was een mooi meisje, ze trouwde later met Theo Dekker (geen familie van haar, in Limmen waren talloze Dekkertjes), de altijd zeer grof en kneiterhard spelende stopperspil van het eerste elftal van de RKVV Limmen.
Mijn verhouding tot Ans is in alle jaren dat ze bij ons dienstbode was, zeer goed gebleven. Nooit één woord ruzie. Totdat ik haar vertelde — dat was toen ik achttien was geworden en Ans getrouwd was — dat ik op twaalf- of dertienjarige leeftijd bepaalde seksuele fantasieën had gehad waarin zij een grote rol had gespeeld.
‘Rotkind,’ zei Ans, ‘donder toch op!’

zondag 16 november 2008

Rossige Jolanda!

Ze was mijn eerste liefde. Ik was zestien, zij ook. Hoewel ik uit goede bron vernomen heb dat ik behalve gek ook grappig ben als ik dronken word, was Jolanda de eerste die me zei dat ze niet van dronken kerels hield. Ze had daar deze speciale uitdrukking voor: ‘Drank in de man, ijs in de vlam.’ ‘Dat rijmt niet,’ zei ik dan, maar dat hoefde volgens haar ook niet.
We ontmoetten elkaar tijdens de Limmer kermis. Het Eerste Deunen te Limmen vond plaats op kermismaandag, begon ’s ochtends om tien uur en eindigde, dronken, om vier uur. Het waren zes uren van hevig drinken en harde muziek. Jolanda stond naast de viskraam achter Het Hoekje, kroeg te Limmen.
Ik zei: ‘Dag.’
Zij: ‘Idem dito!’
Ik: ‘We kunnen wel wat gaan wandelen.’
Zij: ‘Dat is precies wat ik ook wou voorstellen!’
Ik: ‘Zullen we naar het Stet wandelen?’
Zij: ‘Prima!’
Het Stet was een sloot aan de andere zijde van het dorp, waar tijdens de kermis allerlei verboden dingen gebeurden. Je had daar bootjes liggen waar je zo op kon komen. Het was zaak voor de straatjeugd je ‘eigen’ boot in te nemen voordat iemand anders het deed.
Ik zeg tegen Jolanda: ‘Ik heb daar een boot.’
Zij: ‘Mooi!’
Wij dus rustig wandelen naar het Stet. Half uurtje kuieren, onze handen hadden elkaar verenigd in de katholieke bidhouding. We komen bij het Stet aan, blijken alle boten al bezet te zijn.
‘Jij hebt hier een boot?’ vraagt Jolanda.
‘Nee, ja, nee.’
De rest van de dag hebben we in het gras gelegen. De meeste problemen hebben we op die middag opgelost.

zaterdag 15 november 2008

Ze hebben tegenwoordig overal cursussen voor

Beminde parochianen!
Het zal u niet ontgaan zijn dat uw kapelaan zich op het doornige pad der lust & liefde heeft begeven. Ik stel u voor: Alice S.!
Alice is, eerlijk waar, de eerste vrouw met wie ik een vleselijke bekentenis heb gehad, dat wil zeggen, sinds mijn zestiende jaar toen mijn kalverliefde voor de roodharige Jolanda mij verleidde tot soortgelijke genoegens. O Jolanda...! Rossige Jolanda!
Toen mijn buurman gistermiddag langskwam en Alice en mij ineengestrengeld zag liggen, zei hij: ‘Dag kapelaan, nat herfstweertje hè!’ Ik zei hem: ‘En dit is Alice, buurman.’ Hij daarop: ‘Nat herfstweertje, inderdaad!’
Want dat verwachten de mensen niet van hun celibatair levende kapelaan. Welnu, het celibaat is voorbij, kan ik u zeggen! Het was toch maar een erfdeel van het Roomse katholicisme, en wij zijn de Onafhánkelijk Katholieken!
Wie is dan die Alice?, zult u zich afvragen.
Wel, Alice is een gelovige vrouw van ongeveer mijn leeftijd en zij is er geensdeels op uit haar lusten op mij bot te vieren, zoals ook ik er niet op uit ben dat met haar te doen. ’s Ochtends knielen wij eerst en doen wij samen ons gebed (‘Heilige God, heilige Moeder, heilige Zoon’ enzovoorts), daarna doen wij een ‘rondje Derp’ en treden wij in contact met de parochianen.
Vanochtend bijvoorbeeld kwamen wij mevrouw Zwart tegen bij boekhandel Dekker & Dekker, die ons aansprak: ‘Zo kapelaan. Fijn weertje. Is dat uw dochter?’ Ik legde mevrouw Zwart onze relatie uit, en zij keek begrijpend. Zij zei: ‘Dat celibaat moet ook maar eens afgelopen zijn. U heeft gelijk, kapelaan. Alice, welkom!’

maandag 13 oktober 2008

Alle programma’s

In mijn hoofd waait de wind. Die wind waait er al sinds mijn zeventiende jaar, het jaar waarin ik voor het eerst depressief werd. Die wind gaat nooit liggen, het waait de ganse dag door.
Ik heb alle psychiatrische programma’s gevolgd, heb alle mogelijke pillen geslikt (behalve lithium), maar die wind bleef maar waaien, waait nog steeds in mijn hoofd.
Nu pas weet ik, nadat ik problemen met mijn hart heb gehad, een paar herseninfarctjes heb gekregen, en nadat Hadriana in mijn hoofd is komen wonen - nu pas weet ik hoe je depressies moet bestrijden.
Bestrijden is niet het goede woord. Ik ga nu een woord gebruiken waaraan ik een hekel heb: nu pas weet ik hoe je met je depressies moet omgaan. Verschrikkelijk woord.
Je moet namelijk niet in therapie gaan, als je alle soorten therapie al eens gevolgd hebt en je ook eigenlijk te eigenwijs bent om advies van anderen aan te nemen. In plaats van therapie volgen doe ik: niets. Ik accepteer eenvoudig de wind die in mijn hoofd waait, zoals een blinde accepteert dat hij niet kan zien.
Ik doe soms wat rek- en strekoefeningen.

maandag 6 oktober 2008

Over ongeveer...

Over ongeveer een uur is ze weer hier, A.S. U zult het dus vandaag en morgen zonder stukjes van mij moeten stellen. Simpelweg omdat wij tweeën samen zo’n plezier hebben.

zaterdag 27 september 2008

Slachtoffers

‘Dit is mijn laatste bericht. Ik ga een eind maken aan de gezapigheid op de Comeniusschool, en wel vanmiddag te half twee. Mijn naam is Gerard Leedemaker, 16 jaar oud, goed in Nederlands, Engels, aardrijkskunde en dat soort vakken. Minder goed in wiskunde, natuurkunde. De handels-wetenschappen kun je helemaal vergeten, daar ben ik slecht in. Van de financiële crisis in Amerika bijvoorbeeld wens ik niets te begrijpen. Niets, geen dollarcent!
Wat ik wel begrijp, is dat McCain het maar moet worden en niet Obama. Laat de Republikeinen hun eigen troep maar opruimen.
Waar gaat het om. Het gaat hierom. In mijn klas, de vierde klas van het gymnasium, zit een ontzettend leuk meisje, Anneke de Graaf, op wie ik hopeloos verliefd ben. Het is niet anders, Anneke! Je krijgt dit bericht op je mobiel zodra het af is.
Ik wil mijn leven met je delen, Anneke! Kijk even door mijn lichamelijke onvolkomenheden heen, alsjeblieft. Mijn rechterbeen is zes centimeter korter dan mijn linker, wat een idiote indruk geeft, dat weet ik wel. Moet een mens om die reden alleen veroordeeld worden tot eenzaamheid, te eeuwigen dage? Ik zou zeggen van niet.
Anneke, word mijn vrouw!
Je hebt nog één kans: zeg vandaag nog (vóór half twee) ja. Dan voorkom je groter problemen zoals die zich eerder in de V.S., in Duitsland en in Finland recent nog hebben voorgedaan.
Zeg ja, en we gaan direct naar Parijs, waar ik een tweepersoons kamer geboekt heb in het Hotel Jardin de l’Odéon.
Zeg ja, Anneke. Je voorkomt er een hoop problemen mee.’

zaterdag 13 september 2008

Ernstige zaak

Ik spreek even als echtgenoot, Cato. Laat ik de feiten onder de loupe nemen. We zijn nu achttien jaar getrouwd. En nimmer! Ik kwam gisteren Harrie Mens nog tegen, en die vraagt me naar de moeilijkheid van mijn vak van vertaler. Ik zeg: ‘Harrie, vertalen is, tja, het übersetzen van woorden.’ Hij begreep me meteen. Maar waar was ik. O ja. Achttien jaar getrouwd, en nimmer zijn wij elkaar ontrouw geweest. Ik ben jou althans nooit ontrouw geweest. Ik weet natuurlijk niet hoe dat zit met jou. Ook nooit. Mooi. Maar, en ik zeg je dit als je man en trouwe minnaar, zouden we daar niet eens een einde aan moeten maken? Ik bedoel natuurlijk niet dat we nu ook met plaatijzeren ernst vreemd moeten gaan. Wat zeg je? Spelen, juist.

woensdag 10 september 2008

Goed dat dat van de baan is

Dit is weer een boodschap van uw kapelaan. Er schijnen verschillende geruchten de ronde te doen, in het Egmondse, maar ook overal elders, over bepaalde misstanden.
Misstanden zijn van alle eeuwen, natuurlijk. Men hoeft alleen maar te denken aan de Inquisitie, aan Stalin, aan de verdomde communisten. Wel, zo erg zijn de misstanden van vandaag misschien niet.
Ik las bijvoorbeeld een stukje van zuster Hadriana over het maagdelijke blad Maria Magazine, dat mij zeer welbekwam.
Toch schrijft men geen glossy over een godheid, is mijn mening.
Waar de, laat ik het maar noemen, herrie over begonnen is - mijn relatie met genoemde Hadriana.
Ik wil mijn gemeente daarover een duidelijke mening laten horen, zodat ze zich niet meer zullen afvragen wat hun pastor zich daarover afvraagt. Ik heb genoemde zuster Hadriana - een zéér gelovige vrouw overigens! - het afgelopen kerkjaar negen maal ontmoet. Dat ontken ik niet, dat zal ik nooit ontkennen. Negen keer.
Gedurende die negen keren hebben wij geen vleselijke bekentenis met elkaar gehad. Laat dat duidelijk zijn. Nimmer is het voorgekomen, apart van een welkomstkusje bij de bushalte, dat wij ‘iets’ met elkaar hebben gehad. Nimmer.
Wij hebben er zelfs voor gezorgd dat wij geen wederzijdse aantrekkingskracht zouden uitoefenen op elkaar, want ons geloof in den God verbiedt dat.
Maar zou ik geen glossy beginnen dat getiteld was Hadriana, dan zou ik zeggen: ja, welzeker!
Ondertussen beginnen verschillende, weldenkende ongetwijfeld, mensen te twijfelen: wat voert onze kapelaan Engelbertus daar uit? Is de Onafhankelijke Katholieke Kerk nog wel veilig?
Die is veilig, daar zijn we nog mee bezig, parochianen. Er wordt wel druk uitgeoefend (via folders, heb ik al vernomen) op onze geloofsgemeenschap. Ik zou zeggen: gooit die folders in de vuilnisbak, waar ze horen! Ik zag bijvoorbeeld een folder waarin stond dat Jozef géén god was, en Maria ook niet. Ik zou zeggen, parochianen, zulke denkbeelden zijn onzuiver, want als zij geen God waren, hoe kan dan hun zoon Jezus een God zijn?

dinsdag 26 augustus 2008

Als je maar niet gaat rennen

Vandaag is weer een feestdag, want Hadriana komt! Ze woont te Voorburg en zit nu in de trein naar Alkmaar, dan is ze om zeg kwart over elf hier. We hebben elkaar, ongeveer een jaar geleden, op het internet leren kennen. Ze las mijn blog en ze dacht: wat een leuke vent! (Nu weet u dus meteen hoe het moet, schrijven.) Sindsdien mailen we elkaar zo ongeveer 50 keer per dag, en ze komt ook geregeld naar hier toe. Ik weet wel zeker dat we ooit samen zullen wonen.
Ik houd van je, Hadriana.
Ze heeft één rare gewoonte, en die gewoonte wil ik hier eens met u bespreken. Het is een gewoonte waarvoor ik ook bijvoorbeeld de toekomstige partners van Kim Gevaert zou willen waarschuwen. Hadriana houdt van sprinten. Ze houdt van de 100 en de 200 meter sprint. Ik houd meer van de langere afstanden. Je ziet meer, als je langzamer wandelt.
Op een keer was ze in Egmond aan Zee, en we wandelden door het dorp. Ik zei: ‘Dit duin heet het Torensduin.’ En wég was ze! In een oogwenk. Verdwenen. Ik kijk om me heen, maar niets. Haar tasje lag op de grond, naast mijn benen, dus ik pak het tasje op, en ik roep: ‘Hadriana! Hadriana! Waar ben je nu?’ Ik krijg geen antwoord.
Dus dat was zoeken geblazen, dat zult u begrijpen. Ik besloot het zoeken volgens steeds grotere cirkels rondom het Torensduin te volvoeren, en uiteindelijk zag ik haar zitten, op het terras van Clockenborgh. Clockenborgh is een kroeg, 200 meter van het Torensduin verwijderd.
‘Waar was je nu toch?’ vroeg ik haar, terwijl ik haar tasje bij haar neerzette.
‘Even een sprintje getrokken,’ antwoordde ze.
‘Maar...’
‘Dat doe ik elke dag één keer. Om fit te blijven.’
Wat ik wil zeggen, is dit. Je kunt elkaar wel aardig vinden op het internet, maar je moet elkaar wel eerst leren kennen.