Kansrekening
-
Een van de leukste kansrekeningsproblemen die ik ooit heb gezien is dit.
De winnaar van een quiz (denk Berend Boudewijn, Willem Ruys, Mies Bouwman,
missc...
13 jaar geleden
Volgens Alice heb ik een selectief geheugen: ik herinner me alleen de belangrijke dingen en de dingen die me opgevallen zijn. Zij herinnert zich vrijwel alles. Zo weet ze nog dat vorig jaar Jaap Jan van der Wal een oudjaarsshow had op de televisie. Daar herinner ik me niets van. ‘Jawel,’ zei ze vanochtend, ‘we zapten van die show weg, want er was niets aan.’So, call the field to rest; and let’s away,Het zijn de slotregels en ik heb nog een vertaling proberen te maken, in 1985. Dat is me niet gelukt, ik zou het nog steeds niet weten. Ik herinner me mijn pogingen, ik herinner me ook nog dat ik precies wist wat de schrijver bedoeld had. Ik weet nog dat ik een slok wijn nam en dacht: ‘Het Nederlands is minder rijk dan je wel dacht, jongen.’
To part the glories of this happy day.
Egmond aan Zee trekt veel Duitsers aan. Tegen het eind van het jaar is het in Duitsland Weihnachtsferien, en dan komen ze naar Egmond aan Zee met zijn allen. Het stérft eenvoudig van de Duitsers op dit moment. De Voorstraat, de enige straat hier die ertoe doet, lijkt wel op het Damrak! Zo druk is het, ongeveer. Want Egmond aan Zee ligt aan de Noordzee, kijkt u maar op de kaart, en dat schijnt voor veel mensen een attractie te zijn.
Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa. En het gebeurde ook nog eens op Tweede Kerstdag! Dus daar zijn we niet brandschoon uit gekomen.
- Daar komen jullie vandaan, is wat jullie zeggen, maar...
Er bestaat, ook hier te lande, een soort journalistiek die — eenmaal de kans gegeven — de toestand beschrijft als een heksenproces. Voorbeelden zijn Gouda, en natuurlijk de kredietcrisis. Achteraf blijkt het in Gouda allemaal te zijn meegevallen, en die kredietcrisis kan de Nederlandse regering afwenden door eenvoudig ABN Amro een paar dingen te laten doen: haar geld uitlenen aan gezonde bedrijven en hypothecaire leningen leveren aan goede betalers.
Deze dagen zijn het weer mooie dagen voor de liefhebbers van David Attenborough. Ik prijs me gelukkig dat Alice ook van hem houdt. Tussen acht en elf uur vanavond had Attenborough het op het station Animal Planet bijvoorbeeld over gerenoeks, over cichliden en over trapdoor spiders, een prachtig woord, zoals Alice opmerkte.
Na CFM en Bureau Van der Vliet werd ik zetter. Dat ben ik de volgende 22 jaar ook blijven doen, op verschillende drukkerijen in Limmen, Bovenkarspel, Heerhugowaard en Alkmaar.
Een week na het CMF-debâcle ging ik kijken bij Bureau Van der Vliet te Bakkum. Dat was tenminste op befietsbare afstand: ik woonde toen nog in Limmen. Van der Vliet zetelde in een groot pand aan de Stetweg, schuin tegenover mijn oma’s huisje. Ik ging dus eerst naar haar toe om haar te zeggen dat ik ging solliciteren bij Van der Vliet. Ze maakte een ontstelde indruk. ‘Zou je dat wel doen, jongen?’ Jazeker opoe, natuurlijk! (Mijn vaders moeder noemden we oma, mijn moeders moeder opoe. Hun beider gezellen, mijn opa’s dus, waren beiden al overleden aan de kanker.)
Toen ik 20 was, solliciteerde ik bij CFM (City Fox Metro), een filmbureau aan de Herengracht te Amsterdam. Er was een plaatsje vrij bij hun boekhouding en ik dacht: dan klim ik, door voortreffelijk werk af te leveren, wel op naar directieniveau. Ik ging erheen op een maandag. Van het Centraal Station ging je dan lopend de Spuistraat in, dan rechtsaf bij een kerk, door een hoerenbuurtje waar een hooggehakte, zeer zwartharige dame met een suikerspinkapsel me vroeg of ik met haar mee wilde. Ik schudde van neen. ‘Daar sal je spijt van krijge,’ zei de mevrouw.
- Nee, ik ben nooit communistisch geweest.
Ik vin dat raar. Ik gaan van de week het ziekehuis in, want ik heb koppijn tot en met. Die zuster zegt, kom maar, ga daar maar legge. Ik legge. Vijfpersoons kamertje. Zes, miskien. Ik zeg hallo tegen iedereen. Kom ik te legge naast een meneer, die heb alles gebroken wat er maar te breken valt. Nou, z’n ruggegraat zat er nog an. Ik zeg, u heb een ongeluk gehad?
Deze foto vertelt ons veel, daarom herhaal ik hem. Het zijn vijf Amerikaanse bankiers. Ze zijn niet het hoogste in de Amerikaanse bankierswereld, ze zitten ongeveer in de American psycho-afdeling: ze vingen een half miljoen per jaar, schat ik. Eigen kamer, eigen secretaresse, enzovoorts. Nu niet meer natuurlijk, verwacht ik, want dat soort jongens is ontslagen. Dat soort kénnis wordt niet meer verwacht van iemand.
- Heb je nog naar de loting voor de Champions League gekeken?
Ik heb vroeger een ongetemde zucht tot spreken gehad. Die praatdrift — ik kan het niet anders noemen — gaat terug tot de tijd dat de Boerenleenbank nog een concurrent was van de Raiffeissenbank (dubbel f, dubbel s, dat leerde ik al op de Lagere School; ik was één van de beste spellers van de klas), ik ben met andere woorden altijd meer een spreker dan een schrijver geweest.
Dames en heren. Burgemeester.
Dat — je moet nooit aan je titel refereren, zei een leraar Nederlands ooit tegen me; ik begreep wel meer dingen niet — zei een psychiater tegen een verpleger. Het speelde in Heiloo, waar ik onder behandeling was voor mijn depressies.
Naar aanleiding van Wouters treurige ervaring, eenzelfde ervaring die mij al jaren uit de theaters houdt, hier een paar aanwijzingen voor de dames en heren acteurs en actrices.
Het NCMD (Nationaal Congres Manisch Depressieven) is ook weer geweest, gisteren, en de thuisblijvers hadden weer eens ongelijk. Er waren natuurlijk wel wat hamerstukken (zoals ‘Gebruikmaking van de achterwielen van een Connexxion-bus’) en nog wel meer vervelende dingen van het presidium, maar ook werden er verschillende moties uit het in groten getale opgekomen publiek besproken en ook aangenomen.Laat weten dat ik er morgen een eind aan maak. Ik moet naar psychiater Van Roozum, morgen. Ik ga voor hem staan, schud hem de hand, haal dan een revolver uit mijn jaszak en dan schiet ik me voor mijn kop.Zo heeft het zich inderdaad afgespeeld, de heer Van Roozum was not amused. Hij sprak in een krantenartikel van ‘een tragisch ongeval dat zich heeft voorgedaan in mijn spreekkamer’. Het was jammer dat iemand ‘Stinkpsychiaters!’ riep, want binnen een minuut was de hele zaal het met de man eens, en zo kwam het dat de vergadering niet geheel ordelijk werd besloten.
Dit is een regel uit een van de honderden Spaanse copla’s van mijn favoriete Nederlandse dichter: Hendrik de Vries (1896-1989). Hij is voor de wat zwaarmoedig aangelegden een grote troost. Hier is een copla die ik nog mooier vind:Daar blijven op aarde twee vragenHet is alleen jammer dat het vier keer een vrouwelijk rijm is, dat het niet vraag - weten - verdraag - vergeten is. Dat soort vragen kun je meer hebben bij zijn poëzie.
Waar wijzen geen antwoord op weten:
Hoe moet men het leven verdragen,
En hoe moet men leren vergeten?
Als Eva niet kan, dan kom ik ook niet, dat kunt u wel vergeten! Maar vooruit, daar zitten we dan, op een zonnige decemberdag midden in Amsterdam. Eva is naar binnen gegaan om met de mensen te praten, dan kunnen wij mooi overleggen over de wereldcrisis. Het is beter weer dan we hadden mogen verwachten, niet? Toen wij vanochtend ons stulpje verlieten, regende het pijpestelen, wat u, maar de regen brengt zegen. De regen brengt ook nattigheid, dat is waar, en je kunt ook nergens fatsoenlijk een sigaartje savoureren, maar toch ben ik blij als het af en toe flink gieten kan. Jawel! Het brengt gezondheid en levenslust in het gepolderte. Trouwens, over sigaren gesproken, ik heb een bolknak van de firma Willem II, ziet u wel, en als u dan een vuurtje hebt? U heeft geen vuurtje. Rookt u in het geheel niet, of bent u het net als ik vergeten? Ik draag meestal twee aanstekers van het merk Atomic op zak, maar vandaag niet, want mijn broek is gewassen en ik heb vergeten wat spullen in mijn zakken te doen zoals elastiekjes, paperclips, veterdrop, een bitterkoekje voor als ik onderweg trek krijg. We gaan nú op zoek naar een winkel waar men lucifers of aanstekers verkoopt. Loopt u met mij mee? Wat loopt u raar, u bent toch geen zeiler? O, u heeft een herseninfarct gehad. Wanneer? Zes jaar geleden en toch loopt u nog steeds zo raar. Ik wil ook wel even raar lopen, hoor. Nee nee, dat doe ik uit solidariteit. Goedendag mevrouw, meneer! Ja, u ziet wel dat wij raar lopen, maar wij komen toch vooruit, zoals u ziet. Wij wilden graag het adres weten van een supermarkt of smederij, waar men deze bolknak kan aansteken. U hebt geen kennis van een smederij in deze omgeving, maar een supermarkt of sigarenwinkel? Aha, op naar de Reguliersdwarsstraat!Steeds op de stenen der straatEn zeker niet nu wij Sigarenmagazijn Van Daalen betreden. Ik steek mijn bolknak alvast in mijn mond, dan moet u maar om vuur vragen, want als ik dat doe, dan spuw ik mijn sigaar zo uit. Praten met rookgerei in de mond, dat kunnen sommige mensen wel, maar ik zeker niet! Zo, nu kunnen wij praten, de rook kringelt gezellig omhoog. Wat had u gehoord willen hebben? Iets over Bach, Nabokov, Mendelssohn, de jonge Hitler, monsieur De Candelaer, de oplettendheid van ons koningshuis, trouwens van alle koningshuizen ter wereld, Jan Dismas Zelenka en waar hij zijn vreemde middelste naam vandaan heeft gekregen, u zegt het maar. Eerst even naar binnen, naar Eva, om te zeggen dat ik er nog steeds ben.
Werd ik zelf een der stenen;
Of ieder over mij gaat,
Nimmer zal ik meer wenen.
Ik heb vannacht de reis die Alice en ik gistermiddag maakten nog eens overgedaan. Hoewel wel gezegd is dat dromen niets waard zijn, in elk geval niet genoeg waard om op papier te zetten, noteer ik hier toch maar wat ik droomde.
- Ze noemden me Fearless Freddie.
Straks komt Alice. Heerlijk. We weten uit eigen ervaring dat Gmail honderd mailtjes per dag aan één adres aankan. Gisteren bijvoorbeeld hebben we 115 gmails uitgewisseld onder het kopje Maandag. Dan doet gmail het zo dat 100 mails onder dat kopje staan en de 15 overige onder hetzelfde kopje.
Ik ben nooit streng geweest voor mijn kinderen. Ze mochten alles. Dat is mij, Alex Thoeman, wel verweten door sommige ouders. En ik ben hier en daar wel eens wat te toegeeflijk geweest. In het taalgebruik bijvoorbeeld.
Dirigent en penningmeester Gerrit ‘Snuitje’ Wijker van het koor De Zâalnêelden (d.i. De Zeilnaalden) uit Egmond aan Zee: ‘Wij zijn gespecialiseerd in het zeemanslied. Op de wilde, woeste baren, Gooi los die tros enzovoorts, dat beheersen wij. Wat de zilvervloot ons bracht is ook een hitgebeuren. Daar worden nog wel wat foutjes in gemaakt, maar dat drukt de pret niet, o nee! Ansie ‘de Janker’ Zwart, die bij ons de accordeon doet, raakt elke keer weer in de war. Dat lied is in D geschreven, maar dat begrijpt ze niet, dus ze speelt het in C. Ze speelt alles in C. Maar ja. Probeer dat maar eens te veranderen. Zo heb je in het koor zelf ook verschillende zangers en zangeressen die eigenlijk niet kunnen zingen. We hebben nu zo’n vijftig leden, en ik ga ze niet verbeteren.
- Het is 6 december 2028, het is half vijf en dit is Kunsttijd van de VPRO! Vandaag hebben we een bijzondere gast, de beroemdste schilder uit de Lage Landen, Pieter Brandsma! Ga zitten, Pieter.
- We zitten hier wel leuk, maar je moet nog een stukje schrijven, was het niet?
Zo, jongens en meisjes! Prettig weekend gehad? Mooi. Vandaag gaan wij een zaag maken. Stop even met etteren, Kees! Een zaag dus. Kees, stoppen zei ik. Wij gaan volgens dit voorbeeld te werk: jullie hebben allemaal een stuk eikenhout voor jullie, jullie hebben jullie gereedschap. Ik zou zeggen: ga aan het werk!
Maandagavond was de avond van Boris Ryzhy, en Wouter heeft over die documentairefilm geschreven. Prachtige losse gedachten.
Weest welkom in deez’ nederigen stulp, vrienden! Vandaag is het precies veertig jaar geleden dat mijn eerste single, Oe La La, uitkwam, met op de B-zijde het even prachtige Ga maar weg.
Vanochtend werd er aangebeld, op het meest kritieke moment dat een mens kent: ik moest hoognodig naar de wc, en ik was juist al op wég naar de wc. Ik aarzel voor de wc-deur, en ik kies ervoor de rol van gastvrij heerschap op me te nemen. Ik sluit de wc-deur en loop snel naar de buitendeur. Die open ik en op dat moment, begrijpt u al, openen zich mijn ingewanden.
Ik ben nooit vatbaar voor griep geweest. Zo kwam het dat op een dag in november 1984 van de tien mensen die er normaal werkten bij Drukkerij Dekker te O., er slechts drie aanwezig waren: de baas, een drukker en ik. De andere zeven collega’s waren ziek. Ik was zetter, maar op zulke dagen moet je ook andere dingen kunnen: papier voor- en nasnijden, werktekenen, donkere kamerwerk enzovoorts. Je kon me niet gelukkiger krijgen dan op zulke ziektedagen.
In de dertig jaar (grofweg tussen 1970 en 2000) dat ik last heb gehad van depressies, las ik zeer veel. Ik las alles, tot en met de teksten op de potjes pindakaas (‘Ingrediënten: pinda 72%, plantaardige olie en vet (gedeeltelijk gehard), dextrose, zout. Deze pindakaas bevat nuttige voedingsmiddelen zoals plantaardige eiwitten en vitamine E’).
We gaan hoofdrekenen. Een eenvoudig sommetje. Als de naam Ben 6 punten waard is, de naam Alice 8 punten (evenveel als de naam Wouter), de naam Didier 11 punten en de naam Masjenka 12 punten, hoeveel is de naam — ik moet even een goede naam bedenken, moment... — Max dan waard?
Het wordt vreemder en vreemder. Dit stukje is een vervolg op mijn stukje van gisteren. Daarin noemde ik mensen uit plaatsen zoals Lisse, ’t Veld, Maarssen, Soest, Horst en ook enkele plaatsen (Bavel onder andere) in Noord-Brabant. We hadden nog niemand uit Oost-Nederland. Welnu, die zijn er ook bijgekomen: mensen uit Ermelo, Doesburg, Zwolle en Borne.
Er is iets vreemds aan de hand op dit blog. ‘Ja ja, meneer heeft het eindelijk door!’ hoor ik u zeggen, maar dat bedoel ik niet. Iets raadselachtigs is er aan de hand.
Ja! Ik ben journalist geweest, of laat ik het anders zeggen: ik heb bij de krant gewerkt. Maar nu houd ik al het nieuws nog steeds nauwkeurig bij! En dat noteer ik allemaal ook! Kijk hier: een notitie over de aanrijding die mevrouw De Groot had in september 1988. Houd ik ook bij! Want álles moet bijgehouden worden, anders is het weg. Leest u maar even mee: ‘Heden, de 19e september van het jaar 1988, werd te 16.11 uur, mevrouw A. de Groot aangereden door een behelmde jongeman op een rode bromfiets, merk: onbekend, waarop te lezen was een tekst ‘Safari’. De jongeman droeg donkere kleding. Zijn actie was onbetamelijk. Mevrouw De Groot was gekleed in haar lichtgroene, lange jas, zodat ze zéér zichtbaar was en gemakkelijk had kunnen worden ontweken. Een en ander werd door mij, G.W.L. Groen, gezien en genoteerd voor later gebruik.’
Toen ik achttien jaar was en de middelbare school achter de rug had, was het 1971 geworden, en ik stelde mij de vraag: wat zal ik eens gaan studeren? Ik schreef al elke dag, en ik wilde schrijver worden, dus dacht ik: Nederlandse literatuur. Dat is een mooi onderwerp. Ik kende iemand uit Limmen die ook Nederlands studeerde, en hij liet me zijn boekenlijst zien van 50 of 100 boeken. Daar schrok ik toch van, want die boeken had ik allemaal (op 1 of 2 na) al gelezen. Dan kon die studie toch weinig voorstellen, dacht ik.
Toen ik in de tweede klas kwam (in 1960) kregen we meester Briefjes. We hadden in de eerste klas juffrouw Dekker gehad, die altijd rode wangen had. Appelwangen, zei ze zelf. Meester Briefjes gaf les op zijn eigen manier. Dat kon toen nog, want je werd nog niet — zoals nu — als een functioneel onderdeel van de samenleving gezien. Een onderwijzer kon alles doen wat hij wou: CITO-toetsen bestonden nog niet.
- Dag, Bertus.