vrijdag 24 oktober 2008

De oudheid

Ik bedoel met oudheid alles wat vóór 1953 te zien was, mijn jaar van geboorte. Ik begrijp niet waarom sommige gebouwen (het prachtige postkantoor in Limmen, er zijn geen foto’s van) werden afgebroken, waarom sommige nieuwe gebouwen werden opgericht. Alles is lelijker geworden.
Er zijn natuurlijk wel enkele oorzaken aan te wijzen: de familie Van der Ee, een bouwfamilie, die samen met de familie Palkering heel wat kwaad heeft aangericht.
Ik woonde tegenover de familie Van der Ee, en daardoor had ik nogal wat contact met Marcel van der Ee - mijn leeftijd. Een jongen die het inmiddels ver geschopt heeft in de bouw, zoals u weet, maar die vroeger helemaal niets voorstelde. Op school: een nul. Buiten school: een schobbejak, een klier, een vuil stuk rotzak. Maar ja, ik vond Marcel toch op een of andere manier een aangenaam persoon. Ik was nog jong, hoe oud was ik? Acht? Negen?
Marcel zei op een gegeven moment dat hij nog iets leuks wist. Daar wilde hij wel op af. Het was iets bij de Palkeringen. De Palkeringen hadden grote schuren, grote bedrijven, toen. ‘Ik ga mee, op mij kun je rekenen,’ zei ik.
‘Dan moet je dit meenemen,’ zei Marcel, en hij had een geweer in zijn handen.
‘Dat is toch niet scherp geladen?’ vroeg ik.
Jawel, dat was het, en daarmee gingen we op jacht.
Wij op weg, en twee minuten later zijn we bij die grote schuren van Palkering.
‘Nu moet je uitkijken, want niemand mag je zien,’ zei Marcel, hoewel we volgens mij met dat geweer al twee minuten vol in zicht waren geweest. ‘Dus duik naast de weg.’
Naast de weg duiken had in de late jaren vijftig nog zin. Er waren greppels. Daar kon je in duiken.
Hoe het precies verder is gegaan, weet ik niet meer. Ik weet nog dat mevrouw Palkering me uit die greppel heeft opgehaald en me naar huis heeft gebracht. Waar Marcel was, weet ik niet meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten