Dit is een stukje voor Wouters dochter. Hallo, hoe heet je? Dat weet ik niet, dus bedenk ik een naam: Kitty!
Ik ben vroeger net zo verlegen geweest als jij bent, Kitty. Ik kon geen woord uitbrengen als ik voor de klas stond en iets moest zeggen. Ik bloosde ook vreselijk en ik ging een beetje zweten. Al die mensen die me maar aankeken, ik werd er gewoon nerveus van.
Je zult wel begrijpen dat ik nooit in een feeststemming was als ik een spreekbeurt moest houden. Er kwam geen normaal woord uit me.
Ik zal je nu vertellen wat je daaraan kunt doen, Kitty. Let op!
Het gaat om drie dingen. Op de eerste plaats moet je zogenaamd naar het toilet, vlak voordat je je spreekbeurt moet houden. In het toilet gooi je wat water in je gezicht, en dat veeg je dan weer af. Klaar! Je bent nu lichamelijk fit om er aan te beginnen!
Maar ten tweede: de voorbereiding. Die is uiterst belangrijk. Wat kun je zoal doen om een spreekbeurt voor te bereiden? Je hebt het al geraden: die spreekbeurt opschrijven, van begin tot eind. Gewoon helemaal opschrijven op je computer. Waar werk je in? In Microsoft Word? Google Docs? Open Office? Het maakt niet uit, want die doen allemaal ongeveer hetzelfde.
Als je denkt: dit is een goede spreekbeurt, dit kan ik voorlezen - dan print je het uit.
Ik zal je nog een paar handige tips geven voor het schrijven. Op de eerste plaats deed ik er (in cursieve letters) zogenaamde regie-aanwijzingen bij, zoals ‘Publiek lacht hier’ of ‘Ernstig kijken’.
Die regie-aanwijzingen lees je natuurlijk niet op, maar ze geven je wel een seintje: o ja! Nu komt dit, nu moet ik dat doen! Bij ‘Publiek lacht hier’ bijvoorbeeld, na een grappige opmerking in je tekst, moet je het publiek ook gewoon uit laten lachen. Dus even wachten met doorgaan.
En in de tweede plaats zorgde ik altijd voor een goede eerste zin en een goede laatste zin.
Een goede eerste zin voor een spreekbeurt over de Elfstedentocht van 1963 is bijvoorbeeld: ‘Vroeger was het nog koud in de winter.’ Als je eens een spreekbeurt over Afrika moet houden, kun je bijvoorbeeld zo beginnen: ‘In de negentiende eeuw zei men Donker Afrika. Niet omdat er negers woonden, maar omdat het één grote jungle was en niemand er de weg wist.’
Ik had steeds dezelfde laatste zin. Het maakte niet uit waar mijn spreekbeurt over ging, ik eindigde steeds met: ‘Dit is toch zeer eigenaardig!’ En ik werkte ook bij het schrijven van mijn spreekbeurten toe naar die eigenaardigheid. Als je bijvoorbeeld een spreekbeurt moet houden over een boek dat je net gelezen hebt, en je hebt opgemerkt dat de schrijver steeds maar het werkwoord ‘gaan’ gebruikt waar het niet nodig is - dan kun je drie vier voorbeeldjes achter elkaar zetten en eindigen met ‘Dit is toch zeer eigenaardig!’
En nu het derde en laatste ding, Kitty. Je wilt natuurlijk beloond worden voor je spreekbeurt, en niet alleen met een z.g. Vroeger hadden we daar cijfers voor; een z.g. was een 8, 9 of 10. Dat was wel zo duidelijk, vind ik. Je moet dit op je school maar eens opnoemen, waarom ze geen cijfers geven.
Maar je zou naar je vader kunnen gaan, en hem zeggen: ‘Pap. Als ik vandaag voor mijn spreekbeurt een z.g. haal, krijgen we dan vanavond iets heel lekkers, dat ook heel ingewikkeld is om te maken?’ Reken er maar op dat zijn antwoord ‘Nou en of!’ zal zijn.
Kansrekening
-
Een van de leukste kansrekeningsproblemen die ik ooit heb gezien is dit.
De winnaar van een quiz (denk Berend Boudewijn, Willem Ruys, Mies Bouwman,
missch...
12 jaar geleden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten