woensdag 3 juni 2009

Ik kan weer aardig lopen

Dat kon ik in 2002 — het jaar waarin ik mijn tweede herseninfarct kreeg — niet. Mijn rechterbeen wilde niet meer, toen. Het heeft maanden geduurd, toen, voordat het weer goed ging. Maanden van oefening. Ik zal u zeggen wat ik gedaan heb.
Ik kon wel naar de fysiotherapie van het ziekenhuis, en daar ben ik ook wel een paar keer geweest, maar daar had ik geen vertrouwen in. Ze zeiden bijvoorbeeld: ‘U kunt toch met een rollator lopen!’ Dat wou ik niet en dat wil ik niet. Ik had geen gebroken heup, ik had een herseninfarct gehad.
Ik heb het probleem helemaal alleen en op mezelf opgelost. Hoe? Zo.
Lopen is, heb ik toen ontdekt, eenvoudig de knie heffen. Dat kon ik toen niet. Ik heb dat eindeloos geoefend, in het begin ook door met mijn handen de knie te heffen en weer neer te zetten. Eindeloos. Op een gegeven moment ging het weer enigszins: een deel van mijn hersenen, dat niet beschadigd was, heeft die functie opgepikt en voert die functie nog steeds uit. Ik heb nog jarenlang elke ochtend even moeten oefenen en dan ging het lopen wel weer. Dat oefenen doe ik nu niet meer, ik oefen nu het feilloos aantrekken van mijn kleren. Dat gaat ook goed, zonder vallen. Het is ’s ochtends een prettige oefening.
Wat ik ook heb moeten oefenen is twee dingen tegelijk te doen. Dus: je loopt naar een boekenkast, en pakt daar een boek uit, en je slaat een pagina op. Je draait je om, gaat naar de fluitketel, legt je boek neer, en pakt de fluitketel. Dat soort dingen kon ik ook niet meer.
Dat soort dingen heb ik mezelf weer aangeleerd, maar het schrijven met de pen in mijn rechterhand is nog steeds een raadsel. Dat lukt me niet meer, tenminste niet meer leesbaar voor derden. Gelukkig is daar het toetsenbord, en het vrijwel volledige geheugen. Ik hoef ook nooit een boodschappenpapiertje te schrijven.
Ik ben gelukkig.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten